Oh My EU (3): Belgrado

 Europa kampt met een identiteitscrisis, maar geldt dat ook voor de Erasmus-generatie? Journaliste Jana Antonissen (24) en fotografe Sanne De Wilde (30) reisden per trein door Europa om poolshoogste te nemen bij jongeren die mee de toekomst van ons oude continent uittekenen. Het audio- en videomateriaal voor deze reeks vindt u hier terug.

 

 In Servië zijn jongeren eerder nostalgisch dan dat ze dromen van een toekomst binnen Europa. De reden? De lakse houding van de EU tegenover hun autoritaire president Vucic, die symbool staat voor alles wat misgaat in hun land. Ze verzetten zich op straat, én op de dansvloer.

 

Onze hobbelige nachtrit op een bijzonder afgeleefde trein wordt bijna een uur onderbroken aan de zwaarbewaakte Hongaars- Servische grens, waar we tweemaal uit onze 50 centimeter brede britsen gelicht worden. De norse douaniers laten er geen twijfel over bestaan: hier stopt de EU.

Servië mag dan wel kandidaat-lidstaat zijn, in zijn hoofdstad lijkt Europa toch nog ver weg. Alles staat uitsluitend in het cyrillisch aangeduid, voorbijgangers duiken angstig weg wanneer ze de anderstalige vraagtekens in mijn ogen zien, en dat de gunstige EU- dataroamingregels hier niet opgaan is duidelijk na 30 wanhopige seconden surfen voor 17 euro.

Belgrado is een stad die haar recente oorlogsverleden nog niet verwerkt heeft, of misschien wel niet wil verwerken. Zo ligt het voormalige hoofdkwartier van het Joegoslavische leger bijna 20 jaar na de NAVO-bombardementen, die dienden om de etnische zuiveringen die toenmalig president Milosevic in Kosovo uitvoerde te stoppen, nog steeds in puin; een gapende leegte in het hart van de stad.

Een grafische herinnering aan de gruwel bevindt zich een dikke 500 meter verder, voor het parlementsgebouw. Daar hangt aan het hek een opzichtig spandoek met expliciete foto’s van de verminkte lijken van de Servische burgerslachtoffers, met daarboven de woorden We will never forgive you for killing our children, ter verduidelijking gevolgd door groteske vlammen die onder andere de Amerikaanse, Engelse en Franse vlag opvreten.

 

 

“Hoe denken jullie in België over Servië?” Het is de eerste vraag die Isidora Petrovic (27), bijna afgestudeerd als sociologe en onlineredactrice voor de Servische editie van Le Monde Diplomatique, mij stelt. We ontmoeten elkaar op het dak van een brutalistische woontoren in Zvezdara, een van de groenere buurten, dat een indrukwekkend uitzicht over Belgrado biedt. Haar vriendin Milica Batricevic (29) deelt hier een flat met haar broer en ouders. Ook aanwezig is Milan Skobic (25), antropoloog en sinds kort toeristengids. De vrienden zijn actieve leden van de linkse verzetsgroep 7 Demands, die niet alleen tegen het autoritaire beleid van president Vucic is, maar ook voor een totale socio-economische hervorming van het land.

Maar voor ze daarover vertellen, willen ze dus graag weten wat ik van Servië denk. Ik zeg dat het mijn eerste bezoek is, en dat ik, om eerlijk te zijn, op de Kosovo-oorlog na weinig over het land weet.

Isidora knikt. “Wij zijn bang dat mensen in het Westen een heel slecht beeld van ons hebben.”

“Ofwel zijn ze gewoon onwetend”, vult Milan, haar beste vriend met de radde tong, aan. “Veel jongeren hebben geen flauw benul dat hun landen ons gebombardeerd hebben. Ofwel hebben ze van die typische vooroordelen over postsocialistische landen, zoals in de film Borat.”

Elf weken duurden de NAVO-luchtaanvallen waarbij ongeveer 1.500 Serviërs omkwamen. Belangrijke militaire en overheidsinstellingen, wegen, bruggen en elektriciteitscentrales werden vernietigd. 8, 9 en 11 jaar oud waren zij toen.

“Zie je dat gebouw daar?”, wijst Milica een toren vlakbij aan. “Helemaal plat gebombardeerd.”

“Alles schudde en beefde”, herinnert Isidora zich. “Dat was best dramatisch. Maar het leger stond niet op straat. Het leven ging gewoon door. Ik moest elke dag naar school, hoewel ik liever bij mijn mama wilde blijven. Na elke nieuwe bom probeerde ik haar gerust te stellen: nu zijn we tenminste even veilig, zei ik dan, want het duurt wel even om over en weer naar Amerika te gaan om de voorraad bommen aan te vullen. (lacht)”

“Er werden ook veel mopjes gemaakt”, zegt Milica. “Mijn vader kwam altijd met zijn vrienden kaarten op dit dak, omdat je hier een goed uitzicht had wanneer er weer eens wat ontplofte.”

Het is toen, in de lente van 1999, dat de kiem van hun linkse, pacifistische engagement gelegd werd. Allemaal zijn ze tegen de NAVO.

“Niet alleen omdat ze met hun zogezegde peacekeeping-bombardementen ook veel burgers gedood hebben”, legt Milan uit. “Achteraf heeft de internationale gemeenschap het verwoeste Servië gewoon aan zijn lot overgelaten. Ze hebben onze overheid wel wat geld gegeven, maar wat daarmee gebeurd is, weet niemand. Een wederopbouw zoals die van Duitsland na de Tweede Wereldoorlog heeft hier nooit plaatsgevonden.”

Sindsdien is het er volgens de vriendengroep enkel op achteruitgegaan. Servië, dat binnen Joegoslavië vrij welvarend was, werd steeds armer. De socialistische elite van vroeger bleef aan de macht, maar trok een nationalistisch jasje aan, en politici kropen liever in de slachtofferrol dan verantwoordelijkheid voor de oorlogsmisdaden op te nemen. Met als resultaat dat de nationalistische superioriteitsgevoelens die destijds zoveel verdeeldheid zaaiden tussen de verschillende volkeren vandaag nog steeds springlevend zijn. “Misschien wel meer dan ooit”, beweert Milan. “De kans op een nieuwe Balkan-oorlog wordt steeds groter.”

Isidora: “Sinds de val van Milosevic is de Servische samenleving altijd verdeeld geweest tussen nationalisten en liberale kapitalisten, maar wij kiezen vandaag voor het linkse alternatief.”

 

 

Socialistisch links?

 

“Ik zou maar wat graag in een nieuwe Balkan-federatie leven, naar Joegoslavisch model. Volgens mij is dat de enige manier om het stijgende nationalisme de kop in te drukken. Het socialisme was tenslotte de meest progressieve periode in onze geschiedenis”, zegt de goedlachse blondine vol overtuiging over het tijdperk dat ze nooit heeft beleefd.

“Westerlingen hebben altijd hun mond vol over de communistische propaganda, maar jullie hebben ook propaganda, hoor. Die van het kapitalisme, van de reclame die dicteert wat je moet kopen om gelukkig te zijn en die wij nu helaas hebben overgenomen”, valt haar beste vriend haar bij.

“In het vroegere Joegoslavië konden jongeren ervan uitgaan dat hun levensstandaard hoger zou zijn dan die van hun ouders. Er was vooruitgang, er was een toekomst. Het hele punt van het socialistische systeem was dat iedereen werk had. Vandaag schommelt de jeugdwerkloosheid rond de 44 procent, met een minimumloon van 250 euro per maand. “Dus moeten we improviseren. Maar financieel onafhankelijk zijn, lukt niet. Op mijn 25ste woon ik nog steeds bij mijn ouders, dat frustreert me.”

Dan vergezelt Sara Nikolic (24) ons, een roodharige lookalike van Amy Winehouse – in haar betere jaren, welteverstaan – die als antropologe voor zowel reclamebureaus als musea werkt.

Het is tijd om te vertrekken naar de vergadering van 7 Demands in Magacin, een galerie annex club aan de oever van de Sava.

 

Tegen de dictatuur

 

“7 Demands bestaat nog niet zo lang”, legt Sara onderweg in de rammelende Skoda van Milan uit. “De naam verwijst naar de originele eisen voor meer democratie die alle demonstranten vlak na de voorbije verkiezingen samen opstelden. Een hervorming van het kiessysteem volstaat niet, ook betere bescherming van werknemersrechten en door de staat gefinancierd onderwijs en gezondheidszorg zijn nodig. Want wij geloven dat de slechte sociaaleconomische situatie van vandaag ervoor zorgt dat Vucic zoveel macht heeft.”

Op 2 april won Aleksandr Vucic, leider van de centrumrechtse Servische Progressie Partij en premier sinds 2014, de presidentsverkiezingen met 55 procent van de stemmen – een merkelijk betere score dan de andere kandidaten. De oppositie hekelde zijn oneerlijke campagne, hij zou zijn zege verkregen hebben door intimidatie van kiezers en dominantie van zo goed als alle media.

In de nacht na de verkiezingen kwamen in Belgrado tussen de 10 en 20.000 mensen op straat om het ontslag van Vucic te eisen, ‘Protiv Diktature’ oftewel ‘Tegen de Dictatuur’ noemde de protestbeweging zich. De betogingen hielden bijna een maand aan en deden denken aan die van 1997 tegen toenmalig president Milosevic; de laatste keer dat zoveel burgerlijke boosheid de straten van Belgrado bezette.

Ondertussen heeft Vucic, die in de jaren 90 als minister van Informatie onder Milosevic de belofte uitsprak dat “voor elke vermoorde Serviër honderd moslims omgebracht zouden worden” en zich nu opwerpt als de grote pro-Europese hervormer, zijn machtspositie bevestigd. Protiv Diktature raakte versplinterd: 7 Demands is een van haar afsplitsingen.

“Protiv Diktature wil vooral persoonlijke veranderingen, wij willen het hele systeem hervormen”, zegt Isidora. “Zij geloven nog in de parlementaire democratie, wij stellen die in vraag.”

“Wij denken meer aan directe democratie. Hoe die dan precies zou werken? Dat weet ik ook niet, nog niet”, geeft Milan toe van achter zijn stuur.

“Het is vooral ons doel meer politiek bewustzijn bij jongeren te creëren”, vertelt Sara. “Politiek was lang een moeilijk woord, maar de gemanipuleerde verkiezing van Vucic was voor velen de druppel die de emmer liet overlopen. Hij staat symbool voor alles wat fout is aan het Servische beleid.”

 

 

Voor de meeting verzamelen een twintigtal jongeren – volgens Milan “vooral studenten of onzeker tewerkgestelden” – in de galerie. Ze vormen de actieve kern van de groep die in totaal zowat 60 leden telt. Een leider hebben ze bewust niet.

Eerst evalueren de verschillende werkgroepen de laatste protestacties en mediaoptredens, dan volgt een telefoontje met de afgevaardigde van het leerkrachtenverbond van Vojvodina, een regio in het noorden van Servië. De luidsprekers waarop de gsm is aangesloten, begeven het bijna onder het volume waarmee de man zijn verontwaardiging uit.

“Hij vertelt dat leerkrachten die aangesloten zijn bij Vucic’ partij 30 procent meer verdienen dan anderen”, vertaalt Sara op fluistertoon terwijl ze haar manicure bijwerkt.

Dan komt het omstreden wetsvoorstel om kinderen onder de 16 jaar tewerk te stellen tegen een lager minimumloon ter sprake. Binnenkort wordt een publiek debat georganiseerd.

Maar de vraag is of het volstaat om daar gewoon aan deel te nemen.

“Moeten we niet radicaler worden?”, oppert een spichtige jongen. Iedereen zwijgt.

 

Megalomane stadsprojecten

 

Op amper 50 meter van het veredelde jeugdhuis waar de revolutie der rechtvaardigheid beraamd wordt, aan de overkant van de straat, ligt een royaal uitziend pand met koperen koepel en waterspuwers. In het kleine paleisje bevindt zich de showroom van Belgrade Waterfront, een megalomaan stadsplanningsproject dat volledig gefinancierd wordt door vastgoedtycoon Mohammed Alabbar, de man die verantwoordelijk is voor de Burj Khalifa in Dubai; de hoogste toren ter wereld. Bedoeling is om op de oever van de Sava een residentieel en commercieel luxecentrum op te trekken, naar Arabisch evenbeeld.

Als ik aan de bekoorlijke hostess die de blinkende maquette bewaakt, vraag wat er met de gebouwen gebeurt die zich nu op die plek bevinden, glimlacht ze beleefd. “O, daar is niets. Het is verloren gebied.'”

Wanneer ik later met Isidora en Milan langs de Sava wandel om het skelet van wat Belgrado’s duurste en meest oogverblindende toren moet worden te bezichtigen, vertellen zij me nochtans iets anders.

“Sinds enkele jaren is deze buurt, Savamala, een populaire uitgaansplek. In de verlaten industriepanden en opslagplaatsen zitten nu veel alternatieve cafés, galerietjes en clubs. Vervelend voor de burgemeester, die daar liever luxeflats ziet die veel meer geld in het laatje brengen. Om de panden die het Belgrade Waterfront-project in de weg stonden, zo snel mogelijk te ontruimen, heeft hij er niets beter op gevonden dan een bende gemaskerde mannen met knuppels en bulldozers hun werk te laten doen.”

In de nacht van 24 op 25 april 2016, wanneer alle aandacht bij de uitslag van de net afgelopen parlementsverkiezingen was, werden zo goed als alle gebouwen van de Hercegovacka-straat in het Savamala-district tot puin herleid door een groep mysterieuze mannen. Voorbijgangers werden bedreigd en vastgebonden. Eén getuige overleed in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. Bij de politie nam niemand de telefoon op.

Belgrade Waterfront was al een omstreden project, maar na het Savamala-incident bezetten duizenden betogers de straten; ze eisten dat de daders bestraft werden. Vucic, toen premier, gaf twee maanden later toe dat “stadsambtenaren van het hoogste niveau” verantwoordelijk waren voor de vernielingen. Meer dan een jaar later is nog steeds niemand opgepakt.

Het contrast tussen de bebouwing op de rechter- en linkeroever van de Sava kan nauwelijks groter zijn: aan de ene kant glimmende wolkenkrabbers in wording, aan de andere grauwe getuigen van het socialisme. Belgrade Waterfront versus Novi Beograd: toekomst versus verleden.

Novi Beograd, oftewel Nieuw Belgrado, is een verzameling genummerde blokovi, reusachtige appartementsblokken die na de Tweede Wereldoorlog gebouwd werden als symbool voor de triomf van het communistische Joegoslavië onder maarschalk Josip Broz Tito. Milosevic liet de buurt verkommeren, en vandaag ogen de blokken vooral als hardnekkige overblijfselen uit een andere tijd.

Een onbekende tijd die Milan en Isidora duidelijk met heimwee vervult. Wanneer we na valavond in Milans Skoda door Joegoslaviës trots racen, wijzen ze op de schoonheid van de brutale betontorens.

“Elke flat is hier gelijk, iedereen krijgt evenveel. Dat is toch veel mooier dan die shit uit Dubai”, betoogt Milan onder de imposante Westerpoort, twee torens van 115 meter hoog die bovenaan met een brug verbonden zijn.

Wanneer we terugrijden door Dedinje, Belgrado’s rijkste wijk, gebaart hij naar de royale diplomatenvilla’s. “Hier werd Milosevic opgepakt, mocht hij zijn patserpaleis inruilen voor een gevangeniscel.”

Maar het grinniken vergaat Milan snel. “Het probleem is dat Milosevic’ vrienden nog steeds aan de macht zijn. En het is duidelijk dat een EU-lidmaatschap daar niets aan zal veranderen. De EU is dikke maatjes met Vucic, volgens mij is Merkel zelfs een beetje verliefd op hem. Ze willen stabiliteit in de regio, en dat belooft Vucic op papier. Maar wanneer hij in de praktijk democratische waarden met de voeten treedt, kijken ze allemaal de andere kant op.

“Maar eerlijk gezegd geloof ik niet dat we ons ooit bij de EU zullen aansluiten. En als het gebeurt, worden we gewoon een tweede Hongarije. Vucic en Orbán zijn exact hetzelfde type.”

Isidora knikt. “Ik was best hoopvol, tot ik zag hoe Orbán zich binnen de EU kan gedragen. Belangrijker is dat de Balkan-landen zich weer verenigen. Onlangs op een activistenconferentie in Albanië voelde ik hoe dringend dat is: we moesten afspreken niet over het verleden te praten, anders zouden mensen elkaar de kop inslaan.”

Zelf stamt Isidora af van een Servische moeder en Kroatische vader. “Een bastaard, zoals ze mij weleens noemen”.

 

 

Gangsters aan de macht

 

De volgende dag krijgen we in Isidora’s kleurrijke keuken proja, Servisch maïsbrood, voorgeschoteld, gemaakt door haar moeder met wie ze het krappe eenslaapkamerappartement deelt. Haar vader heeft ze nooit gekend. Hij kwam op een mysterieuze manier om het leven in Kroatië toen zij nog een baby was.

“Na mijn laatste examen zou ik graag alleen gaan wonen, maar daarvoor moet ik eerst een voltijdse baan vinden waarmee ik genoeg verdien om ook mijn moeder te onderhouden.

Vroeger werkte ze als journaliste voor een oppositiekrant, maar sinds ze in een auto-ongeluk haar heup brak, is ze eigenlijk werkonbekwaam. Recht op een uitkering of pensioen heeft ze niet, omdat haar laatste werkgevers geen sociale bijdragen voor haar betaald hebben. Daarom werkt ze nu in het zwart voor verschillende websites, maar dat kan ze niet blijven doen. Ze is tenslotte al 61.”

 

 

Met bevende handen rolt Isidora’s moeder een nieuwe sigaret terwijl ze haar dochter om een vertaling van ons gesprek gebiedt. Dan kijkt ze me indringend aan.

“De socialistische propagandamachine maakte het ons niet gemakkelijk, maar ook vandaag moeten zo goed als alle media de regering napraten; terwijl die lui zich wel democratisch voordoen. Onder Tito was er tenminste geen nationalisme en had iedereen een dak boven zijn hoofd, nu zwaaien gangsters de plak. Schrijf je op dat ik dat gezegd heb?”

Omdat politiek voor Isidora en haar vrienden niet zomaar een mening, maar een levensstijl is, tronen ze ons die nacht mee naar Antiboemska; een ‘antibohemienfeest’.

De laatste jaren schoten de hippe clubs en cafés als paddenstoelen uit de grond in Belgrado. Internationale reisreportages prijzen het veelzijdige nachtleven van de Servische hoofdstad graag als ‘het nieuwe Berlijn’, ook al gaat die vergelijking door het schromelijke gebrek aan een democratische basis niet helemaal op.

Maar op Antiboemska draaien ze geen Berlijnse techno, wel Servische turbofolk. Turbofolk laat zich nog het best omschrijven als een bizarre mix van traditionele accordeon- en trompetriedeltjes waarop zoetgevooisde vrouwenstemmen zingen over gebroken harten en sexy zakenmannen, maar dan stevig opgefokt met een bas die laveert tussen dance en trance. Het genre was erg populair rond de millenniumwisseling; de periode waarin Servië voorgoed zijn onschuld verloor.

“Daardoor hebben veel mensen negatieve associaties bij turbofolk. Het is smakeloze en goedkope muziek die je als hoogopgeleide middenklasser eigenlijk niet goed mag vinden”, zegt Sara, die zich voor de gelegenheid in een leren jurkje met groene, suède stiletto’s heeft gehesen. Ze gebaart naar de meisjes aan de ingang die zich met opgetrokken neus omdraaien zodra ze de hyperactieve folk horen die uit de danskelder opstijgt.

“Muzieksmaak symboliseert klassenverschillen; wij stellen die in vraag.”

Milan ziet het grootser. “Al dansend vechten wij tegen de elite!”, joelt hij.

Terwijl we ons op de bedompte dansvloer begeven, vraag ik me af hoe de ultra-Servische turbofolk te rijmen valt met het stijgende nationalisme waar de activisten zich zo tegen verzetten.

Het is provocatief, geeft Sara toe. Maar volgens haar gaat het om een ander soort nationalisme. Ze haalt haar vriend Filip, de organisator van Antiboemska erbij. “Met deze feesten willen we de muziek juist van haar negatieve bijklank ontdoen, niet iedereen die ernaar luistert is een crimineel. Maar de middenklasse-elite heeft vooral een probleem met turbofolk omdat hij niet past bij de verwestering die veel mensen na de val van Joegoslavië nastreefden. Hij is té Balkan, ze schamen zich ervoor.”

Bij de jongeren die hier uitgelaten op-en-neerspringen op de stuiterbalbeat lijkt weinig gêne te bespeuren. Maar wanneer ik een jongen die net nog uit volle borst aan het meebrullen was, vraag waarover het lied gaat, voelt hij zich toch ietwat betrapt.

“Uit Brussel? Hoe ben jij hier in godsnaam beland?! Ik zou hier zelf eigenlijk niet moeten zijn. Maar goed, nu je er toch bent: weet je hoe je op turbofolk moet dansen? Linkerhand boven je hoofd en op het ritme telkens een kwartslag draaien, en in de rechterhand een glas rakija (sterke drank, JA) dat nooit leeg mag zijn.”