‘Het kán gewoon niet dat er niets is na de dood’

Foto: Koen Verheijden

 

Na meer dan drie decennia betrokken te zijn bij onderzoek naar mensen met een bijna-doodervaring (BDE) weet cardioloog Pim van Lommel het wel zeker: het bewustzijn is onsterfelijk. Dit weekend is de gevierde maar ook omstreden dokter in Brussel te gast op een medisch congres voor studenten. ‘Ik snap dat sceptici bang zijn.’

 

 

Breed glimlachend opent Pim van Lommel de deur van zijn villa in het groene Velp in het Nederlandse Gelderland. In een zijkamer met zicht op de tuin, die er dankzij de regen prachtig bij ligt, heeft hij op tafel behalve een bordje stroopwafels ook alle vertalingen van zijn bestseller Eindeloos bewustzijn uitgestald. Elf zijn het er ondertussen.

“De Engelse en Duitse gaan erg hard,” zegt hij, “de Franse wat minder, al weet ik eigenlijk niet waarom.”

Van Lommel groeide op als de zoon van een tuberculosearts die op latere leeftijd neuroloog werd. Zijn moeder was apothekerassistente en huisvrouw. Hij is niet religieus opgegroeid. Over de dood werd thuis niet expliciet gesproken, het was duidelijk dat er na het overlijden niets meer kon zijn.

Als jonge cardioloog werd Van Lommel bijna dagelijks met de dood geconfronteerd, toch hield hij die steeds op een veilige afstand. “Dat was nodig om mijn werk te kunnen doen,” zegt hij daar nu over, “want de dood went nooit.”

Zelfs het overlijden van zijn moeder en broer op respectievelijk 62- en 41-jarige leeftijd veranderde zijn visie op dood en bewustzijn niet.

“Ik had geleerd dat bewustzijn een product van de hersenen is. Als de hersenen het niet meer doen, is er helemaal niets meer. Zo wordt het ook nog steeds onderwezen, hoewel het eigenlijk nooit bewezen is.”

In 1969 reanimeerde Van Lommel tijdens zijn opleiding tot specialist voor het eerst een jongeman. “De defibrillator was net uitgevonden, reanimatie was iets nieuws. Toen we erin slaagden de patiënt na vier minuten hartstilstand weer bij te laten komen, waren we erg enthousiast. Maar zelf reageerde de jongeman ontzettend teleurgesteld. Hij vertelde vol heimwee over kleuren, licht en prachtige landschappen die hij had waargenomen. Hoewel ik zijn verhaal nooit vergeten ben, heb ik er jarenlang niets mee gedaan. Tja, hoe gaat dat? Je werkt je opleiding af, trouwt, krijgt kleine kinderen. Ik werd te veel door mijn eigen leven in beslag genomen.”

Pas toen Van Lommel in 1986 Terugkeer uit de dood in handen kreeg, het verslag van de indringende bijna-doodervaring die psychiater George Ritchie als medisch student had , legde hij de link met zijn teleurgestelde patiënt van weleer. “Mijn wetenschappelijke nieuwsgierigheid was geprikkeld”, zo vertelt hij nu.

Van Lommel begon bij zijn patiënten te polsen of ze zich iets herinnerden van hun reanimatie. In twee jaar tijd sprokkelde hij zo twaalf verhalen over een bijna-doodervaring, van de in totaal vijftig patiënten die een hartstilstand overleefd hadden. “Stuk voor stuk zeer terughoudend en buitengewoon emotioneel verteld.”

Vervolgens zette hij in 1988 samen met enkele collega’s een prospectieve studie naar bijna-doodervaringen op. In tien Nederlandse ziekenhuizen volgden ze over vier jaar 344 patiënten die een hartstilstand overleefd hadden.

“Bij een hartstilstand ben je binnen een paar tellen bewusteloos, de bloedstroom naar de hersenen stopt en alle hersenfuncties vallen uit. Als de hersenactiviteit gemeten wordt, heb je binnen de tien tot twintig seconden een flat- line op de EEG. Met andere woorden: je bent klinisch dood. Volgens de algemeen geldende wetenschappelijke inzichten kun je dan bewustzijn noch herinneringen ervaren.”

Uit deze studie, waarvan de resultaten in 2001 in het wetenschappelijke tijdschrift The Lancet gepubliceerd werden, kwam naar voren dat 18 procent van de gevolgde patiënten een bijna-doodervaring had tijdens die periode van klinische dood. “Tot onze verbazing ontdekten we dat de ernst van het zuurstoftekort geen doorslaggevende factor was voor een bijna-doodervaring. Het maakte niet uit of je nu twee of acht minuten bewusteloos was geweest, dan wel drie weken in coma had gelegen, noch of het een eenvoudige of gecompliceerde reanimatie was.”

 

Veel experts geven andere verklaringen voor die bijna-doodervaringen. Zuurstoftekort in de hersenen, hallucinaties, dromen, bijwerkingen van medicatie of zelfs gewoon aanstellerij.

 

Van Lommel: “Uit onze studie kwam naar voren dat alle patiënten weliswaar door hun hartstilstand bewusteloos waren door het zuurstoftekort in de hersenen, maar slechts een klein percentage van hen had een bijna-doodervaring. Hieruit kan je concluderen dat zuurstoftekort geen doorslaggevende rolt kan spelen.

“Overigens kan een bijna-doodervaring ook voorkomen in niet-levensbedreigende situaties, zoals tijdens een wandeling in de natuur, ernstige depressie of een diepe meditatie. Maar voor een bijna-doodervaring bij een hartstilstand maakte het niet uit of de patiënten veel dan wel weinig medicatie toegediend werd. Noch speelden geslacht, religie of op de hoogte zijn van dit soort fenomenen een rol.”

 

U voerde ook een langetermijnstudie uit, waarbij u patiënten twee en acht jaar na hun ervaring opnieuw interviewde. Waarom was dat nuttig?

 

“Het duurt vaak jaren voor mensen een bijna-doodervaring kunnen accepteren en in hun leven integreren. Hierdoor kunnen ze zich erg eenzaam of zelfs depressief voelen. Maar uit onze interviews bleek dat enkel patiënten met een bijna-doodervaring uiteindelijk een transformatieproces doormaakten. Zij hadden geen angst voor de dood meer, accepteerden zichzelf en anderen, en voelden zich met alles en iedereen verbonden.

“Het feit dat de patiënten die een hartstilstand zonder bijna-doodervaring hadden geen identieke transformatie doormaakten, is een objectief, bewijsbaar aspect van een subjectieve ervaring. Sindsdien zijn onze bevindingen maar liefst 937 keer geciteerd in wetenschappelijke, peer reviewed artikelen. Daarnaast zijn de voorbije twee decennia in Engeland en de VS nieuwe prospectieve BDE-studies uitgevoerd met precies dezelfde resultaten.”

 

Bijna-doodervaringen tonen volgens u aan dat ons bewustzijn non-lokaal en dus eindeloos is. Dat moet u toch even uitleggen.

 

“Door alle mensen die ik in de loop van de jaren gesproken heb, ben ik ervan overtuigd geraakt dat bewustzijn geen product van de hersenen kan zijn. Eerder functioneren de hersenen als een interface, een zendontvanger. Ik vergelijk het graag met het internet. Je kan een miljard websites ontvangen op je computer, maar je computer produceert ze niet. Ook als je je computer uitzet, is het internet er nog.

“Op dezelfde manier is het non-lokale bewustzijn altijd aanwezig. Je ontvangt het, althans gedeeltelijk, via je hersenen. Maar tijdens een bijna-doodervaring, wanneer de hersenen zeer ernstig aangetast zijn, ervaar je een veel ruimer en helderder bewustzijn. Velen nemen hun eigen lichaam van bovenaf waar, een zogeheten lichaamsuittreding, en zijn tegelijk op andere plekken aanwezig, of hebben toegang tot ontzettend veel herinneringen.”

 

Het concept van non-lokaliteit komt uit de kwantumfysica, niet toevallig een vakgebied dat verschijnselen verklaart die vanuit de gewone natuurkunde niet verklaard kunnen worden.

 

“Ik gebruik de kwantumfysica niet als verklaring, maar als analogie om aan te tonen dat alles non-lokaal, dus buiten tijd en ruimte om, met elkaar verbonden is. Veel kwantumfysici, ook Nobelprijswinnaars, stellen dat bewustzijn een essentieel onderdeel van het universum, en dus van de wetenschap is.

“Bewustzijn bepaalt de uitslag van het experiment. Je bent als onderzoeker geen objectieve toeschouwer, maar een onderdeel van het experiment, dat is kwantumfysica. Volgens de eerste wet van de thermodynamica, de wet van behoud van energie, kan niets verdwijnen, enkel van vorm veranderen. Energie en bewustzijn kunnen dus wel een andere vorm aannemen, maar verdwijnen nooit. Het kán gewoon niet dat er niks is na de dood.”

 

Wetenschapsfilosofen Herman de Regt en Hans Dooremalen noemen uw beweringen ‘onwetenschappelijk’ in hun boek Wat een onzin! Ze menen dat u kwetsbare mensen valse hoop geeft.

 

“Wetenschap betekent voor mij vragen stellen met een open geest. Veel neurowetenschappers, maar ook filosofen en psychologen, kunnen de idee dat bewustzijn door de hersenen geproduceerd wordt niet loslaten omdat hun hele wereldbeeld dan instort. Zo ken ik nogal wat hoogleraren die mij privé toevertrouwen dat ze vermoeden dat ik gelijk heb, maar publiekelijk het tegenovergestelde beweren, om hun onderzoeksgeld of positie aan de universiteit niet in gevaar te brengen. Pas wanneer ze met pensioen gaan, durven ze hun echte mening te delen. Ik snap hun terughoudendheid, maar uiteindelijk is het gewoon angst.”

 

De lichaamsuittredingen die plaatsvinden tijdens een bijna-doodervaring bewijzen volgens u de non-lokaliteit van het bewustzijn. Uw critici menen echter dat dergelijke uittredingen niet wetenschappelijk geregistreerd zijn, en daarom onmogelijk als bewijs kunnen dienen.

 

“Als wereldwijd 20 à 30 miljoen mensen berichten over een lichaamsuittreding waarin telkens dezelfde, controleerbare elementen terugkeren, zoals bijvoorbeeld het waarnemen van de eigen reanimatie, gaat dat voorbij aan het anekdotische. Voor materialisten geldt enkel het meetbare als waarheid. Maar bewustzijn, gedachten en gevoelens vallen nu eenmaal niet te meten. Bewustzijn valt in al haar subjectiviteit per definitie buiten het materialistische paradigma van de wetenschap.

“Dankzij bewustzijnsonderzoek is de laatste vijftien jaar een postmaterialistische wetenschap ontstaan die het materialisme niet afwijst, maar wel uitbreidt door de subjectieve ervaring te includeren.”

 

U hebt geprobeerd om die lichaamsuittredingen vast te leggen door een verborgen teken aan te brengen achteraan de lamp van de operatiekamer. Geen enkele patiënt die een lichaamsuittreding rapporteerde, nam dat teken waar. Haalt dat uw theorie niet onderuit?

 

“Vermoedelijk is dit een geval van inattentional blindness; blindheid door onvoldoende aandacht. Als je tijdens het autorijden op je telefoon kijkt, heb je meer kans een naderende tegenligger niet op te merken. Op dezelfde manier ga je waarschijnlijk niet het plafond afspeuren naar verborgen tekens wanneer je ineens je levenloze lichaam onder je ziet liggen.”

 

Bestaan er geen neurologische verklaringen voor zo’n uittreding? Neurobioloog Dick Swaab schreef in zijn boek Wij zijn ons brein dat een lichaamsuittreding opgewekt kan worden door stimulatie van de plaats waar de temporaalkwab en pariëtaalkwab bij elkaar komen. Als dan de verwerking van informatie verstoord wordt, zou je het gevoel krijgen uit je lichaam te treden.

 

“Zwitsers neuroloog Olaf Blanke heeft veel onderzoek gedaan naar de stimulatie van bepaalde plekken in de hersenen. Daaruit bleek dat sommige mensen inderdaad dachten uit hun lichaam te treden, een illusie, zoals hij zelf schrijft. Want ze hadden nooit controleerbare waarnemingen, het kon achteraf niet geverifieerd worden. Het was dus een gevoel, maar geen echte uittreding.

“Het probleem met keiharde sceptici is dat ze zo overtuigd zijn van hun eigen gelijk dat niet met ze te discussiëren valt. De overdaad aan studies en artikelen die vandaag over bewustzijnsonderzoek bestaat, laten ze bewust links liggen.”

 

In uw boek stelt u dat de bevinding dat ons bewustzijn non-lokaal en eindeloos is ethische vraagstukken met zich meebrengt. Niet alles dat op medisch vlak mogelijk is, zou volgens u ook zinvol zijn. Waarom niet?

 

“De medische wetenschap kan vandaag ontzettend veel, maar moet ze dat daarom ook? Moet je iemand in het terminale stadium van kanker nog compleet uitputtende chemo geven? Is de kwaliteit van je leven uiteindelijk niet belangrijker dan kwantiteit?

“Deze discussie verdient een plek binnen de geneeskunde. Het grote probleem in onze hedendaagse omgang met ziekte en dood is dat mensen zich vastklampen aan het leven.”

 

De handhaving van de coronapandemie met haar strikte lockdowns, was dat volgens u ook een vastklampen aan het leven? Was het middel erger dan de kwaal?

 

“De handhaving van de pandemie heeft niet zozeer te maken met doodsangst, maar wel met het aanvaarden dat er dodelijke ziektes bestaan waartegen je maatregelen kunt nemen. Die strikte maatregelen waren nodig om te voorkomen dat er nog meer doden zouden vallen zolang er geen vaccin was. De keuze die ieder van ons nu moet maken is die voor de ziekte, en dus de kans anderen te besmetten, of het vaccin.

“Wie beweert dat de maatregelen erger zijn dan de pandemie misbruikt vrijheid als excuus om de maatregelen af te wijzen. We zijn zo ontzettend verwend op vlak van vrijheid. Wat onze ouders en grootouders hebben meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog, dat was onvrij zijn, niet een richtlijn die stelt dat je afstand moet houden. Het echte probleem is dat mensen vandaag zomaar alles moeten kunnen.”

 

Hoe denkt u dan over mensen die het leven juist los willen laten door euthanasie te plegen?

 

“Ik veroordeel het niet, maar persoonlijk ben ik geen voorstander. Tegenwoordig is de palliatieve zorg zo goed ontwikkeld dat je niet per se doodgemaakt hoeft te worden om van je ondraaglijke lijden verlost te zijn. Bij euthanasie wordt het natuurlijke doodsmoment niet gerespecteerd.

“Doordat veel kwaadaardige ziektes vandaag behandeld kunnen worden, kun je de dood tot op zekere hoogte uitstellen, maar we moeten accepteren dat er een moment komt waarop dat niet meer mogelijk is. Lijden hoort bij het leven, zeggen de boeddhisten. Daarbij heeft ziekte vaak ook een zekere zin. Als je hoort dat je niet lang meer hebt, ga je anders, bewuster leven. Je krijgt een ander inzicht in wat belangrijk is. Zelfs een neurologische aandoening als dementie kan leerrijk zijn. Of het aangenaam is, is een andere vraag.”

 

Hoe heeft het onderzoek naar bijna-doodervaringen u persoonlijk veranderd?

 

“Angst voor de dood had ik voordien al niet, maar ook met het ouder worden heb ik daar geen last van. Het stervensproces lijkt mij geen feest, maar de dood is dat volgens mij wel.

“Mijn blik op het leven is veranderd. Doordat ik besef hoezeer alles samenhangt, voel ik me veel meer verbonden met alle levende wezens op deze planeet: mensen, dieren, maar ook planten. Zo eten mijn vrouw en ik ondertussen al vijfentwintig jaar vegetarisch en biologisch-dynamisch, zijn we dagelijks in de tuin aan de slag, en probeer ik minstens een uur per dag in de natuur door te brengen. In huis is het ook altijd stil, we luisteren nauwelijks meer naar muziek. We leiden een harmonieuzer, meer verinnerlijkt leven.”

 

Wat brengt de toekomst nog voor u?

 

“Ik hoef niets meer te bereiken, maar ik hoop een bijdrage geleverd te hebben aan een broodnodige bewustzijnsverandering. Max Planck, de grondlegger van de kwantumfysica, heeft eens gezegd dat een oude generatie soms moet sterven voordat een nieuwe theorie geaccepteerd wordt. En dat nieuwe inzicht is dat alles in het universum voortkomt uit bewustzijn.

“Ik merk ook dat de jonge generatie artsen veel meer openstaat voor inzichten die niet direct in het oude, materialistische paradigma passen dan mijn eigen generatie. Daarom ben ik optimistisch: het inzicht in leven en dood gaat helemaal veranderen. Als we als mensheid willen overleven, moeten we ons bewustzijn wel veranderen. Kijk naar de overstromingen, de permafrost die verdwijnt, de bossen die afbranden. We kunnen de planeet simpelweg niet blijven exploiteren zoals we nu doen.”