Summertime Sadness

                                                                                             © Charlotte Dumortier

 

 

 

“Kunnen jouw borstjes ook niet wat zon gebruiken?”

Het is de zomer van 2013, ik zit met mijn toenmalige schoonmoeder aan het turkoois­blauwe zwembad van de immense Spaanse villa die haar nieuwe man voor de zomermaanden huurt. We bevinden ons op Ibiza, het eiland waar de temperatuur nooit onder de 30 graden zakt en topless zonnen even normaal is als garnalen én worst in eenzelfde paella draaien. Toch voel ik, in tegenstelling tot mijn meer boezemrijke gezelschap, weinig behoefte mijn bikini­topje uit te trekken. Sowieso stel ik mijn lelieblanke huid liever niet al te veel bloot aan onverbiddelijke uv-straling. Op tropische eilanden zijn bomen vol tjirpende krekels of door de nationale frisdrankgigant gesponsorde parasols mijn beste vrienden. Daar, in hun schaduw, kan ik tenminste lezen zonder dat het voelt alsof mijn hoofd ontploft.

Patricia, die zomer nog mijn schoonmoeder, en haar gebotoxte vriendinnen begrijpen daar helemaal niets van. Zij vinden het namelijk heerlijk om met hun keurig afgetrainde en zonverbrande zomerlijven over het strand te paraderen. Voor de vorm komt mijn vriend me af en toe even opzoeken in mijn schaduw­streepje. Maar de bekoring die zijn blik binnensluipt bij elke passerende Spaanse beachbabe verraadt dat hij eigenlijk ook niet snapt waarom ik zo loop te zeuren over de zon.

Wanneer we later die dag allemaal rond een dampende schotel paella zitten en ik subtiel schijfjes chorizo onder tafel laat verdwijnen, voel ik me te midden van mijn uitbundig vakantie vierende gezelschap moederziel alleen. Een ultiem moment van Summertime Sadness, niet toevallig de hit van Lana Del Rey die elk radiostation die zomer draait.

 

De zomer trekt geen grenzen, laat dag en nacht expres in elkaar overlopen om duidelijk te maken dat enkel sufferds vroeg naar bed gaan bij mooi weer.
Behalve een meeslepend nummer van een popdiva die melancholie als handelsmerk hanteert – “I’m pretty when I cry” – is summertime sadness ook een echte aandoening. Van de donkere, koude variant van seasonal affective disorder (SAD), oftewel winterdepressie, heeft iedereen wel al eens gehoord. Maar dat ook de langere dagen en stijgende temperaturen neerslachtige gevoelens kunnen veroorzaken, is minder geweten. Een kleine minderheid – een op de duizend mensen, volgens het Nederlandse Fonds Psychische Gezondheid – kampt met een zomerdepressie. In tegenstelling tot de lethargie die een winterblues veroorzaakt, verkeren koele minnaars van de zomer in een voortdurende staat van agitatie: ze slapen minder, verliezen gewicht en zijn rustelozer.

Behalve een verstoorde nachtrust en appetijt is sociale druk een belangrijke bijkomende aanleiding voor zomerdepressie. Mooi weer draagt met zijn nostalgisch tinkelende ijscokarren, T-shirts met grappig bedoelde slogans en persistente barbecue­geur namelijk de impliciete veronderstelling van plezier in zich. In een land als België, waar de zomer op die ene aan de klimaatverandering verplichte hittegolf na vooral grijs en nat is, gaat achter elke mooie dag de dreiging schuil dat dit weleens het laatste zonnestraaltje voor de rest van het jaar zou kunnen zijn. Genieten is daarom verplicht. Wie liever in bed blijft om Netflix te kijken in plaats van op een overvol terras Aperol Spritz te drinken, moet wel gek zijn.

In de winter blijft de weer-app van mijn telefoon ongeopend. Of het nu tien, nul of min tien graden is, maakt mij eigenlijk weinig uit. Koud is koud, en vroeg donker is het sowieso. In de zomer daarentegen vergelijk ik elke ochtend obsessief de weersvoorspelling van de plek waar ik me op dat moment bevind met die van plaatsen waar ik deze zomer al was of nog heen ga.

Is het regenachtig en bewolkt in Brussel terwijl ik mij bij een aangenaam droge 22 graden in Berlijn bevind, ben ik tevreden. Is het in Zweden warmer dan in Italië, dan breek ik me daar tijdens het ontbijt graag uitgebreid het hoofd over.

Wanneer ik ’s ochtends ontdek dat de dag zich onverwachts zonnig en warm aandient, word ik onrustig, zeker als ik moet werken. Want hoewel zonnebaden en Aperol Spritz me eigenlijk gestolen kunnen worden, voel ik me bij zomers weer altijd schuldig wanneer ik binnen achter mijn bureau zit in plaats van buiten op een smoezelig picknickdekentje. Als de zon schijnt, voel ik me verplicht schrijfsessies elk uur te onderbreken voor een vitamine D-pauze, tijdens een hagelstorm schrijf ik in één ruk drie A4’tjes vol. In de winter is het opkomen van de zon onverbiddelijk: wie dan nog steeds uit is, heeft het echt te bont gemaakt. De zomer trekt geen grenzen, laat dag en nacht expres in elkaar overlopen om duidelijk te maken dat enkel sufferds vroeg naar bed gaan bij mooi weer. Alles moet grootser en intenser in de zomer, ook de katers.

 

Opblaaskrokodil

 

Begrijp me niet verkeerd. Hoewel ik aan veel criteria voor zomerdepressie voldoe – slapeloosheid en onrust op kop – kan ik ook erg van de zomer houden. Vooral op van die zeldzame dagen waarop mijn enige verplichting bestaat uit zoveel mogelijk ijs eten zonder naar de bodem van de zee te zinken.
De zomer is geweldig en rotvervelend tegelijk, een beetje zoals een aantrekkelijke onbekende die buitengewoon goed is in bed, maar verder weinig te melden heeft
Ik wíl graag mooi weer. Wanneer het nog vriest in april, smacht ik zelfs naar zonneschijn en korte rokjes. Maar zodra de zomer iets te heet in mijn nek ademt, verdampt mijn verlangen. De zomer is geweldig en rotvervelend tegelijk, een beetje zoals een aantrekkelijke onbekende die buitengewoon goed is in bed, maar verder weinig te melden heeft.

Deze haat-liefdeverhouding komt waarschijnlijk doordat de zomer voor mij zelden tot nooit een zorgeloze periode is. Ik heb namelijk de neiging na elke zomer een belangrijke knoop door te hakken of nieuwe levensrichting uit te kiezen. Zo besloot ik tijdens de eerder beschreven familievakantie op Ibiza dat mijn toenmalige, al tamelijk onstabiele relatie eigenlijk weinig steek hield. In september was ik weer vrijgezel. September is voor mij de meest beslissende maand van het jaar: ik ken geen beter moment om een verhouding te verbreken of beginnen, een nieuwe studie aan te vatten, te verhuizen, of uit loondienst te treden dan net na de zomer.

Telkens opnieuw voelt mijn zomer aan als die laatste kans waarop ik me mag, of nee; moét, amuseren vooraleer een nieuwe, en per definitie afmattende periode aanbreekt. Uiteraard bezorgt die drang om optimaal te ontspannen me alleen extra stress. Helaas is het voorrecht van een slecht humeur en chagrijnige buien al aan de winter verleend.

Mijn summertime sadness slaat het hevigst toe wanneer ik op vakantie ben, en dan vooral ver weg. Op een pastelkleurige pont in de Stille Oceaan die mij samen met een schoolklasje schattige Japannertjes van het ene paradijselijke eiland naar het volgende voert, ben ik me plots erg bewust dat deze perfectie onhaalbaar is in mijn dagelijkse leven. Daar, aan de andere kant van de wereld, overvalt me dan een diep verdriet voor alle levens die ik niet heb geleid en ook nooit zal leiden.

 

Existentiële overpeinzingen waartoe grote watermassa’s als vanzelf uitnodigen, hoeven niet altijd melancholisch te zijn, zo ondervond ik onlangs toen ik op een opblaaskrokodil ronddobberde op de Middellandse Zee. Achter me lag de Italiaanse Rivièra, vanuit mijn ooghoeken zag ik nog net de uitlopers van de Alpen, maar bovenal strekte zich voor mij een opaal­blauwe oneindigheid uit.

Ik keek naar de dans van ongrijpbare diamanten die de zon op het water weerkaatste en dacht aan helemaal niets. Meteen daarna bedacht ik dat dit waarschijnlijk de hoogste staat van mindfulness was die ik al ooit bereikt had. Het was een zeldzame revelatie van onvoorwaardelijke liefde voor de zomer, die eenmaal weer aan wal even snel verdween als ze gekomen was. Bleek dat ik tijdens mijn potje zen-dobberen in de zee mijn rug serieus verbrand had. Die nacht mocht ik op de blaren van mijn zomerse overmoed slapen. Gelukkig is het alweer bijna september.