Voormalig Stasi-generaal Heinz Engelhardt: “Een cachot is nu eenmaal geen kuuroord”

 

30 jaar na de val van De Muur: een gesprek met de laatste Stasi-generaal

 

            foto’s: Hermann Bredehorst

 

O, ironie: bijna dertig jaar lang was Heinz Engelhardt (75) trouw in dienst van de Stasi, de gevreesde Oost-Duitse geheime dienst, tot de hete herfst van 1989 aanbrak en hij het Stasi-apparaat mee moest opdoeken. Vandaag is de man die zo lang onverbiddelijk was voor vluchtende DDR-burgers een reisagent. Terwijl hij toeristen door de mooiste streken van Duitsland loodst, blijft hij zijn oude vaderland trouw: ‘Ik was trots op de DDR. Over het huidige Duitsland kan ik helaas niet hetzelfde zeggen.’ 

 

 

Ik ontmoet Heinz Engelhardt, die sinds enkele jaren in Oost-Saksen woont, in zijn stamhotel aan de Berlijnse Kurfürstendamm, waar hij tijdens zijn bezoekjes aan de Duitse hoofdstad verblijft. Engelhardt raakte bevriend met de hotelmanager tijdens zijn tweede leven als reisagent, vertelt hij, terwijl we ons installeren in de lobby. Maar het is het eerste leven van Engelhardt, als generaal-majoor van de Stasi, de Oost-Duitse geheime dienst, dat het meest tot de verbeelding spreekt. Over zijn tijd bij de Stasi verscheen dit voorjaar het controversiële ‘Der letzte Mann’, zijn memoires. Daarin doet Engelhardt zijn hele verhaal: van toen hij als 18-jarige knaap van de schoolbanken werd geplukt door een Stasi-agent, tot aan de finale nederlaag van een generaal die zichzelf moest ontslaan.

 

 U hebt dertig jaar gezwegen. Waarom wilt u nu alsnog uw verhaal vertellen?

 

«Mijn oud-collega’s hebben me overtuigd: zij vonden dat ik mijn verhaal niet mee in mijn graf mocht nemen. Maar het was niet makkelijk om alles nog eens op te rakelen. Niet zozeer op emotioneel vlak – ik ben niet zo gevoelig – maar voor mij was de Stasi een afgesloten hoofdstuk.

De reacties op mijn boek zijn erg verdeeld. Enerzijds is er instemming van zij die vinden dat ik er goed aan heb gedaan mijn verhaal te delen, anderzijds zijn er ook afwijzing en zelfs haat en laster. Voor sommigen volstaat het feit dat ik het woord durfde nemen om mij te veroordelen. Maar jonge mensen kunnen moeilijk vatten wat vijftig jaar geleden juist en noodzakelijk was. Gelukkig is de meerderheid wel bereid om inhoudelijk te discussiëren. Na dertig jaar dacht ik dat de tijd rijp was voor een genuanceerde beoordeling van het verleden.

Ik vond dit ook het juiste moment omdat ik het gevoel heb dat de geschiedenis zich enigszins herhaalt. De kardinale fout van de DDR was dat ze de tijdgeest niet langer juist inschatte. Erich Honecker (voorzitter van de Socialistische Eenheidspartij SED, die in de DDR de plak zwaaide, red.) en Erich Mielke (minister van de Stasi, red.) begrepen niet dat jonge mensen iets anders wilden: de wereld zien, hun mening vrij kunnen uiten. Vandaag bekruipt me het gevoel dat ook Angela Merkel en co. zich vastklampen aan hun macht, terwijl ze de snelheid van onze nieuwe, digitale wereld niet goed vatten. Ze schrikken wanneer er plots honderdduizenden jongeren op straat komen uit onvrede met het klimaatbeleid, ze snappen niet waar al die boze kiezers van de AfD (de rechts-populistische partij Alternative für Deutschland, red.) vandaan komen. Wir schaffen das? Ik dacht het niet.

Merkel, nochtans een intelligente vrouw, houdt toespraken over hoe de val van de Muur DDR-burgers van een ‘onrechtsstaat’ bevrijdde. Zum kotzen vind ik dat. Merkel was secretaris bij de FDJ (communistische jeugdbeweging in de DDR, red.) en heeft, als domineesdochter nota bene, aan de Akademie der Wissenschaften gewerkt. Dat was, uit veiligheidsmaatregelen, niet zomaar iedereen toegestaan. Ook Merkel maakte deel uit van het systeem.

Maar ondanks de verstarring op het einde, ben ik de DDR met volle overtuiging blijven dienen. Ik was trots op mijn vaderland. Over het huidige Duitsland kan ik helaas niet hetzelfde zeggen.»

 

Uw vader diende destijds als soldaat de fascistische Wehrmacht. Ook een vorm van vaderlandsliefde?

 

«Mijn vader was erg beschermd en kleinburgerlijk in Oost-Pruisen opgegroeid. Voor hem was het vanzelfsprekend om zijn land te dienen. Hij was geen nazi, maar een Duitser die loyaal was aan zijn vaderland. Amper 18 was hij toen hij bij de Wehrmacht als pantserbestuurder aan de slag ging, hij had geen idee waar hij aan begon. Pas drie jaar later, nadat hij aan het Oostfront zijn arm had verloren, is hij tot inkeer gekomen. Toen begreep hij wat voor verschrikkelijke zaak hij gediend had.»

 

Hoe bent u opgegroeid?

 

«Kort na mijn geboorte is mijn moeder, die toen 21 jaar was, met mij in een veewagon van Oost-Pruisen naar Klingenthal gevlucht, een rustig dorpje aan de Tsjechische grens. Mijn vader is ons kort nadien achterna gereisd. In Oost-Pruisen konden we niet blijven omdat dat na de oorlog deel uitmaakte van de Sovjet-Unie en alle Duitsers er wraakacties vreesden. Mijn moeder en ik hebben nooit met elkaar over die tocht gesproken, waarschijnlijk omdat ze er te zeer door getraumatiseerd was. Er moeten zich gruwelijke taferelen voor haar ogen afgespeeld hebben: baby’s die onderweg overleden, werden gewoon uit de wagon gegooid.

Toen we met niets meer dan een koffer in Klingenthal aankwamen, wilden de dorpsbewoners, die in de oorlog niet al te veel ontberingen geleden hadden, zo weinig mogelijk met ons te maken hebben. Voor hen waren wij simpelweg geen Duitsers. Die vreemdelingenhaat maakte onze eerste jaren in Klingenthal erg moeilijk.

Pas na de oprichting van de DDR, in 1949, konden we een bescheiden welstand opbouwen. Mijn vader had een vaste baan en ik kon naar school. Wij waren de staat dankbaar. Uiteraard viel onze welstand in het niets vergeleken met die van onze familieleden in West-Duitsland, maar ik had geen ongelukkige jeugd. Ik had alle mogelijkheden om me te ontwikkelen. Geld speelde in de DDR geen rol.»

 

Was u al van jongs af aan een overtuigd communist?

 

«In West-Duitsland kregen oorlogsmisdadigers al snel amnestie. De nazi’s namen opnieuw belangrijke posten in. Als kind stond West-Duitsland voor mij gelijk aan die oude nazi’s, terwijl wij in de DDR leiders hadden als Mielke en Honecker. Die eerste had in de Spaanse Burgeroorlog tegen de fascisten gevochten, de tweede had onder de nazi’s in de gevangenis gezeten.

Alle Sovjetsoldaten waren helden voor mij als kind, want zij hadden ons land en Europa van het fascisme bevrijd. Dat leerden we zo op school. Dat dat een erg eenduidige versie van de geschiedenis was, en dat de strafkampen van Stalin werden weggemoffeld, besefte ik pas veel later.»

 

U bent op uw 18de bij de Stasi gegaan. Wilde u ook een held in uniform worden? 

 

«Nee, eigenlijk wilde ik sportleraar worden. Maar hoewel het militaire me niet per se aansprak, was het wel vanzelfsprekend dat ik mijn dienstplicht zou vervullen. Dat zag ik als mijn morele plicht. Maar nog voor het zover was, werd ik op school door een Stasi-agent bezocht. Hij meende dat ik te pienter was voor het leger, en vond dat ik beter mijn dienst bij hen kon vervullen.

Wat oorspronkelijk drie jaar had moeten duren, werd uiteindelijk bijna dertig jaar. Dat had ik nooit kunnen vermoeden, ik had geen flauw idee wat de geheime dienst eigenlijk deed.»

 

In uw boek benadrukt u meermaals dat u tegendraads was. U durfde uw oversten bij de Stasi al eens tegenspreken. Waarom vond u het belangrijk om dat te vermelden?

 

«Het beeld bestaat dat je het in OostDuitsland enkel kon maken als je een ja-knikker was, maar dat klopt niet. Ik was een jongeman die zijn leven zelf in de hand had. Thuis had ik geleerd om mijn eigen standpunt te ontwikkelen en te vertegenwoordigen. Mijn opvattingen waren misschien niet altijd juist, maar ik had tenminste een ruggengraat. Zelfs mensen die destijds met de wet in conflict zijn gekomen, hebben me later verteld dat ze mijn standvastigheid meer respecteren dan het opportunisme van hen die na de Wende plots volledig van mening veranderden.

De 16 miljoen inwoners van de DDR waren heus niet allemaal verzetsstrijders. Alleen de SED al telde 2,5 miljoen leden. Maar in 1990 stemden mensen die jarenlang trots het partijlogo hadden gedragen plots voor de CDU (de Duitse christendemocratische partij, red.). Dergelijk opportunisme verafschuw ik.

Ach, veel mensen zouden niets liever hebben dan dat ik mij schoorvoetend voor het volledige Duitse volk verontschuldig. Maar ik weiger het boetekleed aan te trekken. Ik ben bij de Stasi gegaan uit overtuiging. En die overtuiging ben ik tot het bittere einde trouw gebleven.»

 

Wat was uw overtuiging dan precies?

 

«Nooit meer oorlog. De DDR zou aan een nieuw democratisch socialisme bouwen, geleid door een vredespolitiek. Dat was onze drijfveer. De taak van de Stasi bestond erin de staat te beschermen, ervoor te zorgen dat die stabiel bleef. Ik wilde mijn bijdrage leveren aan het welslagen van dat nieuwe, volgens mij betere, systeem.»

 

 

 

 

GEEN KUUROORD

 

Van 1976 tot 1987 leidde u de beruchte Hauptabteilung XX in het voormalige Karl-Marx-Stadt, nu Chemnitz. Die afdeling van de Stasi hield toezicht over de media, kerken en culturele organisaties, en was verantwoordelijk voor de onderdrukking van politieke oppositie. Dat gebeurde met de hulp van vele zogenoemde ‘inofficiële medewerkers’ – verklikkers. ‘Sommige van onze taken waren overdreven,’ geeft u in uw boek toe. Welke dan?

 

«De Stasi wordt dikwijls herleid tot enkel die afdeling. Nochtans was het maar een klein onderdeel van de geheime dienst. Onze opdracht ging veel verder dan enkel de bestrijding van ondergrondse politieke activiteiten. Zo hielden we ons ook bezig met mensenhandel, nazi’s en oorlogsmisdadigers.

Maar het klopt dat onze leiders een overdreven, achteraf gezien enorm schadelijke politiek bedreven, waarvan de fundamenten misschien wel uit het stalinisme stamden. Hun obsessieve onderdrukking van ideologische diversiteit was verkeerd. Iedereen met een kritische mening werd meteen als staatsvijand bestempeld. We hadden met die mensen moeten praten in plaats van ze direct de mond te snoeren. Dat was een grote fout.»

 

Vond u dat toen ook al?

 

«Dat het verkeerd was om niet naar de vragen van onze burgers te luisteren, begon ik begin jaren 80 in te zien. Honecker had al in 1975 de Helsinki-akkoorden (die belangrijke passages over mensenrechten bevatte, red.) ondertekend, maar in plaats van democratische tekortkomingen aan te pakken, werd de obsessie om iedereen die afweek van de norm te surveilleren enkel groter. Daar kon ik in mijn eentje niet tegen ingaan. Ik bleef een soldaat in dienst van de staat. Ik had bevelen op te volgen.»

 

Voelt u zich vandaag schuldig over het opsluiten van andersdenkenden?

 

«Ach, zo snel belandde je in de DDR niet in de gevangenis. Ik geloof dat we door ons starre strafrecht onze meest fervente tegenstanders zelf gekweekt hebben. Een goed voorbeeld is Roland Jahn, één van de meest beruchte activisten uit de DDR en vandaag directeur van het vet gesubsidieerde Stasi-archief. Voor alles wat hij nu al drie decennia rondbazuint, baseert hij zich op enkele maanden voorarrest in 198283. Daarna werd hij verplicht om naar het Westen te reizen. Je zou denken dat iemand die tegen de DDR was het dan naar zijn zin zou hebben, maar Jahn werd fanatieker dan ooit en bleef vanuit het Westen de Oost-Duitse oppositie ondersteunen.

Een paar jaar geleden hebben Jahn en ik, op mijn aanvraag, elkaar opnieuw ontmoet. Ik wilde met hem praten over het vertekende beeld dat hij van de Stasi ophangt. Ik vroeg hem of hij al eens op Robbeneiland was geweest, waar Nelson Mandela gevangen zat. Hij antwoordde van niet. Mandela wilde na achttien jaar gevangenschap niet alle blanken lynchen, maar toonde zijn grootsheid door genuanceerd te blijven. ‘Waarom,’ vroeg ik meneer Jahn, ‘kunt u dat niet? Als ik u zo bezig hoor in de media, lijkt het wel alsof u nog meer afgezien heeft dan Mandela.’»

 

Wat dan met de talrijke getuigenissen over de erbarmelijke omstandigheden in Stasi-gevangenissen? Het licht dat nooit uitging, het ontbrekende wc-papier, de mentale manipulatie, het fysieke geweld, de vernederingen…

 

«Een gevangenis is nu eenmaal geen kuuroord. Druk opvoeren bij verhoren is een veelgebruikte techniek die vandaag nog steeds wereldwijd toegepast wordt.

Ik was directeur van een gevangenis in Frankfurt an der Oder (vlak bij de Poolse grens, red.). Elke week kwam daar een officier van justitie langs om met de gevangenen te spreken. Denk je dat die het hem niet zouden verteld hebben als ze mishandeld werden? Onder mijn verantwoordelijkheid is gevangenen geen geweld aangedaan, anders was ik daar al lang voor veroordeeld geweest. Natuurlijk zullen er wel alleenstaande gevallen van machtsmisbruik geweest zijn – ook bij ons werkten idioten – maar die zijn me niet bekend.

Vandaag doet men dikwijls alsof wij in een soort vacuüm opereerden waarin zomaar alles mogelijk was, maar dat was niet zo.»

 

Een ander schrikwekkend fenomeen in de DDR waren de zogeheten dwangadopties. Een moeder die zonder uitleg gedwongen wordt haar kind af te staan, dat valt toch niet goed te praten?

 

«Laten we vooral niet vergeten dat ontzettend veel mensen die in 1988-89 naar West-Duitsland vluchtten, hun kinderen gewoon achterlieten, in de overtuiging dat de staat wel voor hen zou zorgen. Daarnaast waren er ouders die in aanvaring kwamen met de wet en van wie de kinderen…»

 

… werden weggenomen?

 

«‘Weggenomen’ klinkt zo dramatisch. De zeldzame keren dat kinderen enkel vanwege Republikflucht (het ontvluchten van de DDR, red.) bij hun ouders weggehaald werden, moet men eerst maar eens bewijzen. Indien dat werkelijk gebeurd is, zijn verontschuldigingen uiteraard op hun plaats. Maar het gaat absoluut niet om duizenden dwangadopties, zoals in de media beweerd wordt. Denkt u niet dat dat intussen dan wel zou opgehelderd zijn, na dertig jaar?

Daarbij dient men ook te kijken naar hoe die geadopteerde kinderen uiteindelijk opgroeiden: in de goede handen van hoogopgeleide DDR-getrouwen.

 

U hebt zelf drie kinderen. Wat vertelde u aan hen wanneer u ’s avonds na een lange werkdag thuiskwam?

 

«Thuis draaide ik de knop om. We spraken niet over mijn werk, maar gingen samen kamperen, maakten boswandelingen, deden aan sport… Grote politieke onderwerpen kwamen niet aan bod. Maar ik leidde geen dubbelleven: iedereen wist hoe papa zijn brood verdiende, ook bij ons in de buurt. In tegenstelling tot sommige collega’s kon ik ’s avonds wel zonder bodyguards de hond uitlaten.»

 

Laten we het eens hebben over de notoire Zersetzung-methoden waarvan ook uw departement gebruikmaakte: psychisch misbruik en mentale manipulatie die het doelwit diende te destabiliseren en waarvoor ook collega’s, kennissen en soms zelfs familieleden werden ingeschakeld. Wat denkt u daar vandaag van?

 

«Zersetzung was geen uitvinding van de Stasi.

Maar ik betwist niet dat er bij ons soms nogal drastische maatregelen genomen werden, bij sommige medewerkers durfde de fantasie al eens doorslaan. De Zersetzung-operaties die ik leidde, dienden vooral om schadelijke groepen te ontwrichten, om tegen te gaan dat tegenstanders van het regime zich verenigden. Dat deden we onder andere door fake news te verspreiden. Opnieuw: onder mijn bevel is geen enkel doelwit nodeloos geweld aangedaan.»

 

Misschien niet fysiek, maar veel mensen hebben door die verregaande manipulatie wel psychische letsels opgelopen. Ze lijden vandaag nog steeds aan angstaanvallen of paranoia.

 

«Mensen die beweren in permanente angst te hebben geleefd omdat ze niemand konden vertrouwen, begrijp ik niet helemaal. Dan moeten we in een andere DDR geleefd hebben. Uiteraard weigerden veel burgers met ons samen te werken wanneer we dat aanboden, maar dat betekent nog niet dat hun kwaad is aangedaan. Even vaak toonden ze zich trouwens wel bereid.

Na de Wende werden duizenden professoren, rechters en Stasi-medewerkers zonder boe of ba op straat gezet: kunt u zich dat mentale leed voorstellen? Mijn zoon werd ontslagen, mijn dochter werd bij allerlei opleidingen geweigerd omdat ze Engelhardt heette. En stelt u zich maar eens voor hoe diep ik gevallen ben: helemaal aan de top stond ik, maar plots lag ik op de straatstenen. Maar ziet u mij als een gebroken man?

Uiteraard zullen sommigen onder de Zersetzung-methoden geleden hebben, maar als er iemand na dertig jaar nog mentale problemen zou moeten hebben, dan ík wel. Maar die heb ik niet.»

 

Tien ex-leden van de extreemlinkse terreurgroep Rote Armee Fraktion kregen met hulp en bescherming van de Stasi een nieuwe identiteit in de DDR. Hoe valt onderdak bieden aan terroristen te rijmen met de bescherming van de staat, volgens u toch de kerntaak van de geheime dienst?

 

«Daarvan was ik niet op de hoogte. Ik was overigens teleurgesteld dat ze mij daarover niet in vertrouwen hebben genomen, dat krenkte mijn beroepseer.»

 

 

 

ZONDEBOK

 

Wanneer was het voor u duidelijk dat de DDR haar laatste adem had uitgeblazen?

 

«Begin jaren 80 besefte ik al dat het niet goed zou aflopen als onze leiders zich weigerden aan te passen aan de veranderde tijden. Maar ik had niet verwacht dat de DDR ontbonden zou worden. Ik dacht dat we sterk in onze schoenen stonden, als lid van zowel het Warschaupact (de communistische tegenhanger van de NAVO, red.) als de Sovjet-Unie. Ik besefte toen niet dat die constructie even fragiel was als de EU vandaag tot op zekere hoogte is. Ook de economische sterkte van de Sovjet-Unie had ik overschat. Ik dacht dat een land dat in staat was raketten in het luchtruim te schieten ook wel voor zijn eigen bevolking kon zorgen. Maar toen ik zag hoe tienduizenden mensen in de DDR op straat kwamen en in Hongarije de ambassade bezetten, wist ik dat het bijna voorbij was. Zelfs de Stasi kon de DDR niet meer redden. Op dat moment vermoedde ik dat we naar een confederatie met open grenzen zouden evolueren, niet dat de ene staat de andere volledig zou opslokken. Daar waren al die DDR-burgers ook niet voor op straat gekomen.

Vandaag moet ik toegeven dat ik medeverantwoordelijk ben voor het mislukken van een nieuw, béter Duitsland. Dan heb ik het niet enkel over de DDR, maar ook over het eengemaakte Duitsland.»

 

Hoe voelde u zich toen de Muur viel?

 

«Ik heb een probleem met het woord Mauerfall. Officieel is de Muur niet gevallen, maar geopend. De manier waarop dat gebeurde, was tragisch: de slecht voorbereide Günter Schabowski (die in de herfst van 1989 namens de SED met de oppositie onderhandelde, red.) gaf op een rommelige persconferentie de macht uit handen door aan te kondigen dat de DDR per direct zijn grenzen opende. De grenswachters, die vandaag als schietgrage fanatici worden afgeschilderd, hebben de slagbomen gewoon geopend voor de dolgedraaide massa die plots voor hun neus stond, ook al begrepen ze absoluut niet wat er gebeurde. Dat ze niet naar hun wapens grepen, is een verdienste waarvoor ze vandaag nog steeds niet genoeg geprezen worden. De Russen waren woedend. Er waren nog steeds 400.000 Russische soldaten in de DDR aanwezig, die hadden ook heel anders kunnen reageren. Eigenlijk was het totaal onverantwoord.»

 

In januari 1990 bestormden duizenden boze DDR-burgers het Stasi-hoofdkwartier in Oost-Berlijn, waar u destijds werkte. Hoe hebt u dat beleefd?

 

«Een bestorming zou ik het niet noemen. Ik zat in mijn bureau toen de deur plots openging en burgers onze kantoren binnenliepen. Ik wist niet wat er zou gebeuren. Die demonstranten hadden net zo goed gewelddadig kunnen zijn, en dan had ik het misschien niet overleefd. Maar ik ben geen bange man. In plaats van angst voelde ik eerder een trieste verslagenheid, ontgoocheling misschien. Het was officieel en onomkeerbaar het einde. 28 dienstjaren behoorden in één klap tot de geschiedenis. Ik kon enkel nog proberen dat einde zo waardig mogelijk te ondergaan. Om te vermijden dat één van mijn ondergeschikten uit angst zijn revolver zou trekken, heb ik bevolen alle wapens op te bergen.

Op de vragen van de demonstranten heb ik beleefd geantwoord. Velen zagen er trouwens niet uit als DDR-burgers, ze roken zelfs anders. De regering had ons al opgegeven: de geheime dienst die de staat veertig jaar trouw had gediend, werd voor de leeuwen gegooid. Ze hadden een zondebok nodig, een schuldige voor alles wat verkeerd liep in de DDR.»

 

Zou u geschoten hebben op demonstranten als u dat bevel had gekregen?

 

«Neen. Ik kende de mensen die op straat kwamen. Het waren mijn buren, de collega’s van mijn vrouw… We waren trouwens niet opgeleid om op het eigen volk te schieten.»

 

Veel gevoelige documenten waren al vernietigd toen de demonstranten de Stasi-centrale bestormden, maar in uw boek schrijft u dat u spijt hebt dat u niet méér dossiers vernietigd hebt.

 

«Die immense overvloed aan dossiers was een groot probleem. Véél DDR-burgers hadden hun plicht vervuld door met ons samen te werken om de veiligheid van de staat te garanderen – eerlijke, overtuigde DDR-burgers.»

 

Veel informanten hadden geen andere keuze: ze werden onder druk gezet om te klikken.

 

«Over de moraal van een geheime dienst kan gediscussieerd worden, maar ik betreur vooral dat onze informanten door die niet-vernietigde dossiers zo gediscrimineerd werden in hun leven na de DDR. De bevelen waren erg dubbelzinnig: eerst moesten alle dossiers verdwijnen, vervolgens toch worden bijgehouden. Ik heb me daar niets van aangetrokken en heb meteen alles laten vernietigen. In Frankfurt an der Oder was er daardoor geen heksenjacht op informanten, zoals in andere steden wel het geval was. Daar ben ik nog steeds trots op.»

 

CUBAANSE STRANDEN

 

Dankzij uw zorgvuldig uitgevoerde dossiervernietiging konden veel van uw informanten een tweede leven beginnen. Sommigen bekleden nu zelfs belangrijke maatschappelijke posities, schrijft u in uw memoires. Zit de Bundestag vol voormalige verklikkers?

 

«Er is mij dikwijls gevraagd om mensen te ontmaskeren, maar dat doe ik principieel niet. Maar wanneer ik sommige ex-informanten op televisie het volk naar de mond hoor praten, alsof ze altijd al verzetsstrijders zijn geweest, lach ik eens goed in mijn vuistje. Mochten zij niet zo op onze loyaliteit kunnen rekenen, dan zouden ze wel een toontje lager zingen. Velen ontvangen ook een beduidend hoger pensioen dan ik. Maar goed, ik gun het hun. Ik koester geen wraakgevoelens.»

 

Na 28 jaar dienst moest u eerst al uw medewerkers ontslaan en als allerlaatste ook uzelf. Spelen de emoties dan niet op, zelfs bij een rationeel man als u?

 

«Mensen die decennialang hun staat trouw hebben gediend op straat zetten, is onwaardig. Plots was het ieder voor zich. Ik heb zelf mijn sleutels afgegeven en de deur achter me dichtgetrokken. De regering heeft niet eens de moeite genomen om me officieel buiten dienst te stellen. Eigenlijk draag ik mijn generaalstitel dus nog.

»Samen met duizenden andere Oost-Duitsers moest ik me als werkzoekende gaan inschrijven. Ik geloof niet dat veel generaals van het huidige Duitse leger zich zo zouden laten vernederen. Sommige oud-collega’s hebben zich in de bossen van Brandenburg een kogel door het hoofd gejaagd, maar ik was vastberaden om me door deze nieuwe staat niet nog meer te laten vernederen. Ik heb mijn eergevoel opzij geschoven – ik was 46 en had drie kinderen te voeden.

Omdat ik geen leerkracht of trainer mocht worden, heb ik drie jaar op de schoolbanken gesleten, met medestudenten die mijn kinderen konden zijn. Zo heb ik me laten inwijden in de wondere wereld van het toeristenverkeer. Ik, generaal Engelhardt, moest als eindproef een reis verkopen aan de examencommissie. ‘Ja, we geloven dat u wel als reisagent kunt werken,’ zei de voorzitter tegen mij. Jij klootzak, dacht ik. Maar goed, mijn familie en ik zijn er sterker uitgekomen.»

 

Waarom bent u in Duitsland gebleven?

 

«Welk alternatief had ik? Misschien kon ik naar Cuba, naar de witte stranden en de knappe dames. Maar echt serieus heb ik dat nooit overwogen. Ik blijf mijn vaderland trouw, ook al hou ik niet van de Bondsrepubliek. De DDR blijft mijn heimat, aangezien de nieuwe staat mij de voorbije dertig jaar nooit het gevoel gegeven heeft dat ik hier thuishoor.»

 

Vond u geluk in die nette, burgerlijke baan?

 

«Mijn leven is er rustiger op geworden, en ikzelf ook. Vroeger hield mijn werk me wakker, en was er veel dat ik niet met mijn familie en vrienden kon delen. Ik had allerlei politieke verplichtingen die me niet bijzonder gelukkig maakten. Wanneer ik vandaag met de reisbus door Duitsland rijd, mijn groep een mooie tijd bezorg, en op het einde van de dag misschien zelfs een fooi krijg, ga ik tevreden naar huis.

Ik ben vandaag in het reine met mezelf. Ongeveer tien jaar wil ik nog leven, dan studeert mijn jongste kleindochter af. Daarna is voor mij alles afgehandeld.

Ik wilde de wereld verbeteren, maar dat is verkeerd gegaan. Vandaag dragen anderen de verantwoordelijkheid. Ook zij zullen zich over dertig jaar moeten verantwoorden: over de soldaten die ze naar Afghanistan hebben gestuurd, het enorme aantal vluchtelingen dat ze hebben opgenomen en de wijze waarop ze Rusland hebben geboycot. Daar ben ik zeker van.»