Blinde muur

© Olivier Schrauwen

Terwijl de Fleming 65 de verschroeide rotspartijen ver achter zich laat en de tussen turkoois en koningsblauw twijfelende golven in tweeën snijdt om zijn passagiers te trakteren op een streepje Middellandse oneindigheid, overleggen Patricia en Gilles wat te doen met hun laatst aangeschafte aandelen van Shell. Patricia, uitgestrekt op een kingsize handdoek van Hermès, vindt het logisch om te speculeren op een koersdaling. Ze heeft gelezen dat milieuactivisten de multinational zó het vuur aan de schenen leggen dat een boorverbod in het Noordpoolgebied zich opdringt. Of waren het mensenrechtenactivisten in het Midden-Oosten? In elk geval heeft de publieke opinie zich volledig tegen de oliegigant gekeerd. Veel mensen zullen zich moreel verplicht voelen hun Shell-aandelen te verkopen. Gilles daarentegen, rechtop leunend tegen de deur van de stuurcabine waar hij op zijn iPhone afwisselend mails verstuurt en foto’s van zijn zonnebadende vrouw neemt, gelooft in een groter risico en een grotere winst. Dat hetzelfde op kan gaan voor verlies, lijkt geen bezwaar te zijn.

Op de achtersteven van het jacht weerklinkt een schril kreetje dat het midden houdt tussen enthousiasme en schaamte, alsof iemand zijn opwinding probeert te beheersen. Met een hand voor haar mond wijst Wilhelmina naar een school regenboogkleurige vissen die in één elegante, synchrone beweging het schip ontwijken. Gilles lijkt even in verwarring gebracht, buigt zich dan weer over het scherm van zijn smartphone. Patricia ziet hoe de nieuwe vriendin van haar zoon over de reling van de boot gaat hangen om haar vingertoppen over het opspattende water te laten dansen. Als een kind dat voor het eerst de zee ziet, denkt Patricia.

 

“Geef de groenten maar aan Wilmièna, die eet toch niets anders”, zegt Gilles tegen iedereen en niemand in het bijzonder wanneer ze een uur later samen op het strandterras van The Blue Marlin zitten, nadat een ober hen per waterski van hun jacht is komen ophalen. Patricia kan aan zijn stem horen dat hij de naam van het meisje met opzet verkeerd uitspreekt, beledigd omdat ze de peperdure chorizo van haar bord heeft geschept.

Ze ziet hoe haar zoon zijn hand op het bovenbeen van zijn Nederlandse vriendin legt en even in haar knie knijpt. Ze weet dat Arnaud zich schaamt voor zijn stiefvader en beeldt zich in hoe hij zich vanavond in de beslotenheid van hun slaapkamer bij haar zal excuseren. “Ik snap echt niet wat ze in hem ziet”, zal hij tegen Wilhelmina zeggen. Vervolgens zullen ze elkaar aankijken, tevergeefs wachten tot de ander uitspreekt wat in hun beide blikken besloten ligt. Patricia wil hem zijn veroordeling niet kwalijk nemen. Wat Arnaud in Wilhelmina ziet is wel duidelijk. Met haar spierwitte huid, eindeloze ledematen en lange, blonde lokken lijkt ze wel een melkmeisje van Vermeer, zij het minder goed doorvoed. Ze is knap, daar bestaat geen twijfel over, maar met haar onderkoelde aanwezigheid weet Patricia zich geen raad. Ze vindt Wilhelmina erg gereserveerd voor iemand die gratis twee weken vakantie viert in een miljonairsstulpje op een Balearisch eiland. Misschien zijn de temperaturen te tropisch en het zeewater te zout voor haar porseleinen vel, of misschien is ze gewoon overrompeld door de nieuwe levensstandaard die haar hier door de tweesterrenchef wordt voorgeschoteld.

Aan het begin van de vakantie had Gilles zich nochtans erg tevreden getoond met Wilhelmina’s gezelschap. Die paar kilootjes te veel van Arnauds vorige vriendin had hij maar niets gevonden. “Holland’s Next Top Model”, had hij in zijn gebrekkige Engels gegrapt toen hij op zijn tippen stond om haar wang te kussen. Gilles mag zijn eettafel en bij uitbreiding zijn dagelijkse bestaan graag opsieren met mooie vrouwen, weet Patricia. Maar ze weet ook dat die vrouwen er geen eigenaardige meningen op na mogen houden; decoratie hoort niet te denken.

Zo herinnert Patricia zich nog goed hoe Gilles haar bij hun eerste ontmoeting op het bureau van Willway & Associés voor secretaresse had aangezien. Hij was een zalmmagnaat die een proces aanspande tegen zijn voormalige zakenpartner, zij moest hem verdedigen. In plaats van zich te verontschuldigen voor zijn vooringenomen interpretatiefout had hij grijnzend haar “strakke lichaam” en “jonge snoetje” de schuld gegeven. Het was de eerste grote rechtszaak die ze volledig voor eigen rekening nam sinds ze naar Parijs verhuisd was, en hoewel Gilles juridisch gezien volledig in zijn recht was, kon Patricia niet anders dan zich schuldig voelen dat ze zijn ex-collega én ex-vriend het faillissement in zou storten om hem te verrijken. Ze had nog nooit iemand ontmoet die een imperium van gerookte vis bezat, maar het was haar meteen duidelijk dat Gilles zijn lidmaatschap van Frankrijks fameuze één percent opvatte als een vrijstelling van elke sociale etiquette. Patricia mocht hem en zijn vanzelfsprekende zelfvertrouwen niet, wat Gilles intrigeerde.

“Ik heb nog nooit een vrouw als jij ontmoet”, had hij haar toevertrouwd toen ze, na lang aandringen van zijn kant, op restaurant zaten om op de gewonnen zaak te klinken. Patricia had beleefd bedankt voor het compliment, maar de weken nadien waren zijn woorden toch door haar hoofd blijven spoken. Niemand had haar ooit gezegd dat ze speciaal of uitzonderlijk was.

Ondanks haar plichtbewuste afstandelijkheid had Gilles niet opgegeven. Zo nodigde hij haar uit om hem te vergezellen voor een weekend in zijn tweede verblijf in New York, de mail afsluitend met zijn uitgesproken overtuiging dat “zo’n aantrekkelijke, intelligente en hardwerkende vrouw het verdiende haar leven op stand te leiden”. Omdat ze benieuwd was waarom deze man, die klaarblijkelijk alles had, zijn zinnen had gezet op haar, een zichzelf afpeigerende advocate en alleenstaande moeder, antwoordde Patricia dat ze misschien iets konden gaan drinken. Na hun eerste nacht samen liet Gilles witte lelies bij haar thuis afleveren. Op het bijbehorende kaartje stond dat hij “verslaafd” was aan haar. Nog nooit had een man Patricia het gevoel gegeven dat hij haar nodig had, niet omgekeerd. Voor het eerst in haar leven durfde ze denken dat ze misschien wel recht had op meer; dat ze beter verdiende dan werkdagen van veertien uur en een luttel weekend per maand met haar zoon omdat ze zich geen twee slaapkamers in Parijs kon veroorloven.

 

“Zouden jouw borstjes ook niet wat kleur kunnen gebruiken?” Het is eruit voor Patricia er erg in heeft. Ze heeft er meteen spijt van wanneer Wilhelmina zich omdraait, haar grote, blauwe ogen wijd opengesperd als een geschrokken kat, in snelheid genomen door een naderende tientonner. Dan slaat het meisje haar ogen neer en laat ze haar schouders een beetje hangen, alsof er niets anders opzit dan een gelaten aanvaarding van haar lot. Een vurig rood kringelt vanuit haar hals omhoog om zich met haar bleke teint te vermengen tot twee perfect symmetrische, dieproze wolkjes op haar wangen. Patricia heeft nog nooit iemand zo mooi zien blozen.

Ongemakkelijk friemelt Wilhelmina aan haar bikinibandje. Ze legt een extra knoop in haar nek terwijl ze vanachter haar lange wimpers naar steun zoekt, maar Arnaud is nergens te bespeuren.

 

Het is iets na middernacht wanneer de kruiperige ober hun lege schotels paella heeft afgeruimd, de glazen voor de vijfde keer bijgevuld. Of was het de zesde? Patricia is de tel kwijtgeraakt, maar het is haar niet ontgaan dat Wilhelmina haar bord amper heeft aangeraakt.

Gilles heeft vrienden uit Parijs op bezoek die zichzelf “connaisseurs de la nuit” noemen.

“Je kunt toch niet naar Ibiza gaan zonder een van haar legendarische clubs te bezoeken? Daarmee zou je dit eiland beledigen”, beweert Michel over zijn met vetvlekken overdekte glas wijn. Michel is een raspaardenfokker met een voorliefde voor grote logo’s. Patricia weet niet wie ze het meest smakeloos vindt: hem of zijn slecht geblondeerde vriendin met haar Provençaalse accent.

Het platte dialect van Sabrina herinnert haar aan Barchon, het slaperige dorpje bij Luik waar ze opgroeide. De dorpsbewoners droegen hun sappig accent met een zeker chauvinisme, trots op “le wallon à ós”, zoals ze hun onverklaarbare mengelmoes van Luiks en Limburgs met een hint Maastrichts liefkozend noemden. Dat buiten Barchon zo goed als niemand hen verstond gaf niet; met “die van buitenaf” hadden ze sowieso liever niet te veel te maken.

Patricia weet nog hoe ze zich op een avond – ze kon niet veel ouder dan een jaar of zeven geweest zijn – verwonderd had over het keurige taalgebruik van de mensen op televisie. Hun heldere Frans klonk haar als een vederlicht liedje in de oren, veel aangenamer dan de stugge, binnensmondse klanken die ze dagelijks in het dorp hoorde. Hardop had de kleine Patricia zich afgevraagd of zij ook zo mooi zou leren praten als de nette nieuwsankers. En op haar achttiende Barchon inruilen voor Brussel was voor Patricia een eerste stap geweest richting haar eigen interpretatie van dat leven. Nadat ze haar diploma rechten behaald had, liep ze stage bij een advocatenbureau op de chique Louisalaan. Toen ze in een van de vennoten daar haar eerste echtgenoot leerde kennen en kort nadien zwanger werd, dacht ze dat het leven waar ze als kind altijd van had gedroomd nu binnen handbereik was. Maar de combinatie van twee carrièrejagers en een energievretend kind had er uiteindelijk voor gezorgd dat hun relatie ergens onder aan het steeds langer wordende to-dolijstje beland was.

Na de scheiding leek de eigen hoofdstad voor Patricia niet langer te volstaan. Ze moest weg, wou niet voortdurend met haar eigen falen geconfronteerd worden. Dus trok ze zuidelijker, in haar eentje: Arnaud bleef bij zijn vader in Brussel. Parijs zou haar redden, geloofde Patricia. Ze zou zich laten opslokken door het genadeloze tempo van de stad en eindelijk écht carrière maken, ongehinderd door de zorgen van een vaste relatie. Nadat ze zich met ijzeren discipline van haar accent had ontdaan en een extra c en q aan haar achternaam had toegevoegd, was het alsof België niet meer dan een vervelende droom was geweest.

 

Sabrina kan niet veel ouder zijn dan Wilhelmina en richt zich, alsof ze zelf aanvoelt dat ze de volwassenen maar niet te veel moet storen, uitsluitend tot haar leeftijdgenoten.

“Wat studeer je?” Ze is de eerste die Wilhelmina ernaar vraagt, die haar überhaupt naar iets anders dan haar lengte vraagt.

“Ik ben net afgestudeerd in de rechten.”

“Ze had de grootste onderscheiding”, voegt Arnaud trots toe.

Net als ik, denkt Patricia geschrokken. Ze weet nog goed hoe belangrijk het voor haar was om niet gewoon te slagen, maar bij de allerbesten te zijn. Die studie rechten aan de Université Libre de Bruxelles was haar enige hoop op een eigen toekomst; ver van haar vader, die geweigerd had ook maar een cent bij te dragen aan haar nieuwe leven in de grootstad. Ze vraagt zich af wat Wilhelmina’s uitmuntende afstudeercijfers moeten compenseren, en met een grote slok champagne om de onverwachte verwantschap tussen haar en het melkmeisje door te spoelen, draait ze zich naar Michel.

“Alors on dance?”

Michel smakt tevreden met zijn vlezige lippen. “Ik heb gehoord dat die tent van David Guetta niet slecht is”, zegt hij. “De Pacha, geloof ik.”

 

Als een panter die een prooi op het spoor is, glijdt de geblindeerde Mercedes over de bergweg naar beneden. In plaats van snelheid te minderen in de smalle haarspeldbochten laat Gilles de auto vervaarlijk overhellen. “Net als op het circuit”, grijnst hij terwijl hij vlak voor ze de zee in zouden storten het stuur omgooit. Eigenlijk zou ik beter rijden, denkt Patricia terwijl ze in de achteruitkijkspiegel ziet hoe Wilhelmina zich angstig vastklampt aan haar zoon. Wanneer die zijn keel schraapt, draait Gilles zich om naar de achterbank. “Geen vrouw in de wereld die zulke vlinders in de buik kan veroorzaken, toch?”

“Eigenlijk zou ik het op prijs stellen als je wat trager reed.” Patricia hoort aan de korrel in Arnauds stem dat hij zijn best doet om beleefd te blijven. Gilles snuift luid.

“En ik zou het op prijs stellen als jij wat dankbaarder was in plaats van mij te vertellen wat ik moet doen.”

Patricia legt voorzichtig haar hand op Gilles’ bovenbeen. “Dit is Francorchamps niet, Gilles.”

“Verdomme, Patricia, je werkt op m’n zenuwen!” antwoordt hij geïrriteerd terwijl hij haar hand afschudt en het gaspedaal nog dieper induwt.

De Mercedes scheurt steil naar beneden. Het lijkt wel alsof ze door de nacht drijven. Patricia voelt geen weg meer onder de wagen, het uitzicht is één donkerblauwe brij geworden.

“Stop!” schreeuwt Arnaud vanaf de achterbank. “Stop nu onmiddellijk!”

Wilhelmina is zachtjes beginnen huilen.

“Alsjeblieft, Gilles”, piept Patricia en met een ruk komt de auto tot stilstand. De gordel drukt zich diep in Patricia’s middenrif terwijl ze net niet met haar voorhoofd tegen het handschoenenkastje klapt. Ze staan dwars op de weg, vijf meter verder gaapt ongeduldig de afgrond.

“Zo”, hijgt Gilles, waarop Wilhelmina het portier opengooit en naar buiten struikelt. Arnaud geeft een krachtige trap tegen de achterkant van de chauffeurszetel en brengt dan zijn donkerpaars aangelopen hoofd tot vlak naast dat van Gilles. “Jij bent degoutant”, spuwt hij. Zijn moeder gunt hij geen blik.

“Ik loop nog liever duizend kilometer dan met die psychopaat mee te rijden”, schreeuwt hij terwijl hij de auto uitstormt.

“En de Pacha dan?” probeert Patricia nog zwakjes. Arnaud heeft Wilhelmina bijna ingehaald.

“Fuck David Guetta”, roept hij zonder omkijken.

 

Gilles was zijn uit de hand gelopen stunt vergeten zodra ze zich bij het uitgelaten gezelschap van Michel en Sabrina voegden, maar Patricia kon zich pas na enkele glazen Dom Pérignon van het gevoel ontdoen slechts op het nippertje aan iets afgrijselijk ontsnapt te zijn. Onderweg had ze nog even geprobeerd te bespreken waarom hij zich in godsnaam zo had moeten bewijzen, maar Gilles had enkel iets gebromd over schaamteloze jongeren om zich daarna in een koppig stilzwijgen te hullen.

De Pacha was een zweterige megadancing waar de muziek te luid stond, drank een fortuin kostte en de vrouwen allemaal op Sabrina leken. Toch had Patricia het naar haar zin. De champagne had Gilles toegeeflijk gemaakt. Hij keek tevreden toe hoe ze op de dansvloer de ene na de andere Spanjaard afwimpelde, lachte om haar Sabrinamopjes, en verdedigde haar in een vervelende discussie met Michel over auteursrecht. In zijn blik meende ze iets van vroeger te herkennen, iets wat ze dacht gaandeweg verloren te hebben.

Terug thuis had hij haar kleren al uit nog voor ze de slaapkamer bereikt hadden. Haar hakken hield ze aan, zoals altijd.

 

Het is nog mogelijk, denkt Patricia wanneer ze nadien voldaan in elkaars armen liggen. Ze herinnert zich hoe ze er vlak voor het vertrek naar Ibiza van overtuigd was geweest dat het nu echt afgelopen was tussen hen. Gilles had ze amper gezien die week, druk als hij was om alle vergaderingen, fabrieksbezoeken en presentaties af te werken voor hun vakantie. Haar eigen job opgeven om voltijds Gilles’ financiën te beheren was een grote vergissing geweest. Aanvankelijk had het haar logisch geleken om iets waar al veel van was eenvoudigweg te vermeerderen in plaats van zich uit te putten voor minder. Haar eigen ambitie had ze in het verleden al genoeg bewezen; het had haar haar huwelijk gekost, en bijna haar zoon. En ze was ook goed met cijfers, waarschijnlijk zelfs beter dan Gilles, hoewel hij dat zelf nooit zou toegeven. Maar hoezeer ze ook hield van de adrenaline die het speculeren haar gaf, ze miste het pleiten voor de rechtbank, het luisteren naar cliënten en het hebben van collega’s. Daarbij leek Gilles haar financiële vermenigvuldigingen niet echt als werk te beschouwen. Het was alsof enkel hij een geldig excuus had om laat en veel weg te zijn, zijn barstensvolle agenda superieur aan haar flexibele, al bij al bescheiden uren. Toen hij de avond voor hun vertrek eindelijk thuiskwam, had Patricia hem opgewacht in hun slaapkamer, poedelnaakt op een paar nieuwe Louboutins na. Omdat haar de laatste tijd steeds vaker het benauwende gevoel besloop dat Gilles nu definitief zijn interesse had verloren in haar weliswaar verouderende maar nog steeds keurig onderhouden lichaam, had ze besloten het heft in eigen handen te nemen.

“Jij ziet seks als een spel om de verveling te verdrijven, maar daar heb ik geen tijd voor”, had Gilles geïrriteerd gereageerd. Daarna weigerde hij nog een woord te wisselen met zijn vrouw. Hij had nog een paar mails verstuurd, een glas whisky gedronken en was in bed gaan liggen, met zijn gezicht naar de muur toe. Patricia voelde hoe zijn gekromde rug afkeer uitademde, hoe uit elke porie verachting opsteeg.

Zoals die enkele centimeters toen aanvoelden als een kloof die nooit meer gedicht kon worden, zo kunnen ze nu onmogelijk dichter bij elkaar zijn. Met zijn kin de gleuf van haar sleutelbeen opvullend is Gilles boven op haar in slaap gevallen. Hij knort zachtjes bij het uitademen, zijn slap geworden lid nog in Patricia’s schoot.

Zij staart naar haar reflectie in het dakraam. In het donker is ze haar eigen uitzicht geworden. Laten we nooit meer praten, denkt ze. Laten we doen alsof liefde betekent dat twee lichamen in elkaar passen en meer niet.

 

Aan de ontbijttafel wordt met geen woord over het voorval in de auto gerept. Omdat het Arnauds en Wilhelmina’s laatste dag is, stelt Patricia voor om met z’n allen een boottocht te maken naar Formentera, het kleine eilandje ten zuiden van Ibiza.

“Wij gaan wel met de Vespa”, zegt Arnaud terwijl hij zijn moeder strak aankijkt en haar met zijn blik dwingt de gebeurtenissen van gisteravond onder woorden te brengen. Maar Patricia weet dat wanneer een probleem zich niet direct laat oplossen, erover zwijgen vaak de enige uitweg is. Niet praten doet de gedachte eraan vervagen tot alles uiteindelijk zichzelf uitklaart, alsof het om één groot misverstand ging.

“Goed, hoor”, doet ze daarom vrolijk, vastbesloten om vandaag in te zetten op een opgeruimde dommigheid. Omdat Arnaud en Wilhelmina eerst nog de markt willen bezoeken die in alle gidsen aangeprezen wordt om haar handgemaakte zeep en traditionele dromenvangers, beslissen ze Patricia en Gilles over twee uur in de haven te treffen.

 

Met een langgerekte grom slaat de motor van de Mercedes aan, alsof de auto opgewonden is hen weer te zien. Gilles heeft zijn plek achter het stuur ingenomen met een air van evidentie die hem net iets minder goed afgaat dan gisteren.

Patricia draait de volumeknop open. Spaanse disco vult de auto. Vanuit haar ooghoek ziet ze hoe het rode wijzertje van de snelheidsmeter gretig naar rechts schuift.

“Kunnen we Parijs niet vergeten en voor altijd hier blijven?” verzucht ze, terwijl ze haar hand uit het raam steekt en haar haren dramatisch in de wind laat wapperen in een poging over te komen als de hoofdrolspeelster van haar eigen film.

“Geniet ervan zolang het duurt.”

De combinatie van haar open raam en Gilles’ diep ingedrukte gaspedaal brengt geen verkoeling. De zwoele lucht duwt de Mercedes diep in het asfalt. Links werpt de zon oogverblindende edelstenen op een voorts bewegingsloze zee, rechts trekken de rotsen zich terug in hun eigen schaduw.

Voor hen rijdt een bruin verroeste Volvo aan een slakkengangetje van dertig per uur. Na enkele minuten bumperkleven besluit Gilles dat hij zich niet hoeft aan te passen aan de bejaarde eilandbewoner.

“Ga eens uit het raam hangen”, beveelt hij Patricia. “Zijn er tegenliggers op komst?”

Wanneer zij hem vertelt van niet, wijkt Gilles uit naar de linkse rijstrook. Opeens versnelt de roestbak voor hen, alsof hij de Mercedes een lesje in geduld wil leren. Even blijft Gilles verbaasd achter, om zich dan niet te laten kennen. Maar de opa in de Volvo lijkt de smaak nu echt te pakken te hebben en schakelt een versnelling hoger, waarop Gilles onder luid gevloek ook zijn tempo opvoert. Zij aan zij denderen beide wagens met een rotvaart de bocht in, wanneer vanachter de uitstekende rotspartij plots een tegenligger opduikt.

Op de scooter zit een jongen, enkel gekleed in T-shirt en short, zijn gezicht verscholen achter een veel te grote zonnebril. De lange, blonde haren van het meisje achterop wapperen woest van onder haar helm. Het zonlicht weerkaatst op haar blote benen. Zo wit als melk, registreert Patricia met een schok.

Gilles probeert het stuur nog om te gooien, maar kan geen kant op. Zijn Mercedes en de Volvo vormen een blinde muur die de scooter opwacht aan het einde van een doodlopende straat. De confrontatie is onvermijdelijk.

Met de voorbumper schept de Mercedes het jonge koppel met scooter en al de lucht in, alsof ze gewichtloos zijn. Patricia ziet hoe haar zoon de staalblauwe eilandlucht doorklieft. Net nog bestuurder, nu al brokstuk.

Dezelfde elegante armen als zijn vader, denkt ze nog, voor het warme asfalt hem omarmt.