De vrouwenvriendschappen van Alma Mathijsen

 

 

                                                                    © Sanne De Wilde

 

 

 

Als schrijfster is de Amsterdamse Alma Mathijsen (32) zuinig op haar woorden: haar taal eenvoudig en eerlijk, haar teksten persoonlijk, maar nooit pathetisch. Als toegewijde vriendin strooit ze graag met eindeloos veel uitroeptekens. Haar nieuwe roman Vergeet de meisjes is een ode aan de vrouwenvriendschap, die volgens Alma onderbe­licht is in de literatuur; over hoe mooi, maar ook moeilijk de liefde tussen twee vriendinnen kan zijn.

 

“Oma Mathijsen, heb ik dat nu goed gehoord?” vroeg ik me twee zomers terug af toen ik de vlotte brunette in haar losse, rode jurk voor het eerst de hand schudde. Ik besloot dat in Nederland alles mogelijk is en lachte vrolijk terug.

In elk geval leek de enthousiaste Oma met haar ondeugend omhoog krullende mondhoeken mij meteen goed gezelschap om mee door Parijs te struinen. Allebei waren we door het Vlaams-Nederlands huis deBuren uitgenodigd voor een residentie van twee weken in de toen uitzonderlijk hete lichtstad; ik als journaliste, zij als schrijfster.

Oma, die tot mijn – toegegeven – lichte teleurstelling Alma bleek te heten, had zin in avontuur. Ik ook.

Alma: “Ik hou ervan om onbekenden lichtjes te overdonderen met mijn enthousiasme. Het zet gelijk de verhoudingen op scherp: mensen moeten reageren, iets prijsgeven over zichzelf.” “In Parijs wou ik graag ravotten. Als je dat snel duidelijk maakt in een nieuwe groep, merk je wel wie ook zin heeft. Nou, dat was jij dus (lacht).”

Twee weken lang gingen Alma en ik omgekeerd leven. Tegen valavond trokken we telkens naar een andere uithoek van de Franse hoofdstad. In het donker waren we op ons best, wanneer we ons door nieuwe vrienden of vriendelijke vijanden gewillig de nacht in lieten leiden. Overdag sliepen we uit. Schrijven deden we tussendoor. We maakten mentale notities wanneer we op de metro wachtten of krabbelden bij een toiletbezoek gauw enkele kernwoorden neer in een beduimeld schriftje. Achter onze bureaus brachten we zo weinig mogelijk tijd door.

Zo werden we personages in elkaars verhalen: Alma was “een bekende Nederlandse schrijfster” die graag een met tequila overgoten robbertje verstoppertje speelde met onbekende mannen, ik haar “compagnon” die er geen graten in zag om in het voetspoor van de Nederlandse dichter Lucebert te overnachten tussen de knaagdieren van het beruchte Bois de Boulogne.

Al onze avonturen werden minutieus gedocumenteerd door fotografe Sanne De Wilde. En VRT-redactrice Doruntina Islamaj speelde de stem van ons geweten, zorgde ervoor dat onze nachtelijke strapatsen enigszins binnen de perken bleven.

Eenmaal terug in respectievelijk Amsterdam en Brussel hielden Alma en ik contact per post. Haar vergeelde A5’jes met rode kantlijn komen altijd in knisperende enveloppen van vloeipapier. Soms stopt ze me als extraatje een plastic autootje of kitscherige kerstengel toe, om goed te maken dat ik een trouwere penvriendin ben dan zij.

 

DE MISTIGE STILTE VAN AMSTERDAM-OOST

 

Terwijl de bus het door toeristen overspoelde centrum van Amsterdam achter zich laat en de rust van het meer residentiële Oost opzoekt, herlees ik de allereerste brief die Alma me schreef.

 

“Liefste Jana,

 

Je brief moet dagenlang in een lade van een verveelde ambtenaar hebben gelegen. Zijn enige uitweg, zijn enige glimp op een iets beter leven was jouw brief in zijn bezit te hebben. Telkens gluurde hij even, dacht aan the queen of the dance oor en hoopte stiekem dat hij nooit meer terug hoefde naar zijn Rieneke, met haar slaatjes bij de worst.

[…]
Na een week het papier door zijn handen te laten gaan, moet hij hebben gedacht: er is iemand in Amsterdam die wacht op een brief. Iemand die net als ik smacht naar wilde verhalen, meedogenloos leven tot je helemaal leeg neervalt op een bed.

De ambtenaar had gelijk, ik heb elke zin opgeslurpt.”

 

Een dikke maand nadat we samen in het donker
door Parijs hadden gezworven, was Alma naarstig
aan haar nieuwe roman aan het werken. Ze noemde haar eigen leven toen “onnoemelijk saai”, maar het schrijven ging wel goed vooruit. Het is datzelfde boek, met de titel Vergeet de meisjes, dat Alma nu afrondt in Amsterdam-Oost.
Ze voelt zich nog niet helemaal thuis in haar nieuwe appartement, vierhoog bij het water, zegt ze wanneer we samen toekijken hoe dikke nevel zich rond de dobberende bootjes wikkelt, de hoogbouw aan de overkant bijna helemaal aan het oog onttrekt. Het is er rustig. Het enige straatlawaai komt van de gillende ganzen op de kade voor ons, af en toe weerklinkt in de verte een misthoorn.
Ik krijg een rondleiding. Behalve een ruime woon- en slaapkamer, waarvan de vloer net zoals in haar vorige appartement bezaaid is met afgekeurde outfits, heeft Alma nu ook een aparte schrijfkamer, waar opmerkelijk veel orde heerst. Geen enkel boek puilt uit de kast die twee volledige muren in beslag neemt. Het werk van literaire voorvaderen zoals Raymond Carver en Hella Haasse staat keurig zij aan zij. Op een bescheiden notitieblok en de dichtgeklapte laptop na is de schrijftafel leeg.

We nestelen ons op de bank met een zak Bugles-chips en een kuipje geitenkaas. Ik stoot Alma aan terwijl ik drie oranje horentjes tegelijk in mijn mond prop; probeer de ietwat ongemakkelijke aanwezigheid van
 de dictafoon die tussen ons in ligt te vergeten.

“Wil je weten wanneer ik zeker wist dat we ook na de schrijfresidentie bevriend zouden blijven?” vraag ik haar. “Herinner je je nog toen we op het overdekte terras
 van dat veel te dure jazzcafé voor de regen schuilden?”

“Ik weet precies welk moment je bedoelt”, antwoordt Alma.

We zaten met een klein groepje aan een van die typisch Parijse, onpraktisch ronde tafeltjes. Het gesprek was bij onze familie aanbeland. Bleek dat zowel Alma als ik op jonge leeftijd een ouder hadden verloren. Mijn moeder kwam om in een auto-ongeluk. Haar vader, een anarchistische violist die tomeloos leefde, overleed nog geen 48 uur na een ongelukkige val aan een acute longontsteking.

Alma: “Soms raak je bevriend met iemand zonder dat je precies weet waarom. Toen ik hoorde dat jij op achtjarige leeftijd hetzelfde had meegemaakt als ik, vielen enkele puzzelstukjes op hun plaats. Die herkenning schept natuurlijk ook een band; wij hoeven elkaar niet uit te leggen hoe dat voelt, een ouder verliezen.”

 

 

 

 

VERLIES ALS STOKPAARDJE

 

Ook Alma’s personages moeten verder zonder die ene dierbare persoon: in haar debuutroman Alles is Carmen (De Bezige Bij, 2011) worstelt de verwende Carmen met de pijn van eenzijdige liefde na een verbroken relatie, in De grote goede dingen (De Bezige Bij, 2014) onderneemt het hoofdpersonage een reis in de hoop haar overleden vader beter te begrijpen, en in haar nieuwste roman Vergeet de meisjes is de vriendschap tussen twee vrouwen zo hecht dat ze niet meer zonder, maar eigenlijk ook niet met elkaar kunnen leven. Het gemis is altijd aanwezig. Soms sluimert het op de achtergrond, soms slaat het de personages vlak in hun gezicht.

“Verlies, gemis, moeite met verandering, niet kunnen accepteren dat niets blijft zoals het is; het zit in al mijn verhalen. Op de Rietveld Academie al wees een leraar mij daarop. Jouw thema is verlies, zei hij. Toen dacht ik: jaja, zal wel. Maar nu zie ik het zelf ook. Onbewust sluipt het telkens weer mijn werk in.”

“Ik verzet me er niet tegen. Uiteindelijk schrijven heel veel auteurs telkens opnieuw hetzelfde boek. Niet dat ik daarmee wil zeggen dat ik nou weer hetzelfde verhaal herkauwd heb, maar uiteindelijk moet je het toch doen met de onderwerpen die jou het meest fascineren. Het is niet zo dat je na één boek ineens over alle antwoorden beschikt. Zo dacht ik na het schrijven van De grote goede dingen wel te weten hoe ik me over mijn vader voelde; niets van. Er kwamen enkel vragen bij. Maar dat is juist goed, geloof ik.”

Want uitgeschreven over haar verlies raakt Alma nooit.

“Niet het schrijven over mijn vader maar wel het stoppen met schrijven vond ik het moeilijkst. Het voelde alsof ik hem opnieuw moest afstaan. Op elk moment in mijn leven zal ik me anders tegenover zijn dood verhouden, dat maakt het net zo’n interessant onderwerp. En de pijn blijft universeel, daar kun je
op wel duizend verschillende manieren over vertellen.”

Verlies als stokpaardje: het lijkt loodzwaar, maar Alma’s taal is steeds nauwkeurig gespeend van elk spatje pathos of overdaad. Haar stijl is simpel, in 
de beste betekenis van het woord.

 

Uit De grote goede dingen:

 

“Boven aan de trap keek ik hoe mijn moeder de buurman heel lang omhelsde. Mijn tante stond ook in de gang en hield haar hand op de rug van mijn moeder. Ik had geen idee wat ik moest doen. Hier vertellen ze je niets over. Ik kan me niet herinneren dat mijn moeder iets tegen me zei, ik kan me alleen herinneren dat de buurman mij ook heel lang omhelsde en dat
ik niet moest huilen. Later vertelde mijn moeder dat mijn vader naar me had gevraagd.

Ik weet niet wat ze tegen hem heeft gezegd. Ik denk niet dat ze tegen hem gezegd heeft dat ik niet mee wilde [naar het ziekenhuis, red.]. Ik heb nergens spijt van, behalve daarvan. […]
We zijn beesten, die tot het uiterste gaan om te overleven. Jij ging dood, maar ik ga doder.

Zo dacht ik altijd. Niet meer.”

 

Alma houdt er niet van de dingen mooier voor te stellen dan ze zijn, dat vindt ze saai. “Vertel het gewoon zoals het is: geen moeilijke woorden, niet te veel opsmuk. Hoe eerlijker, hoe beter.”

Angst om zich bloot te geven kent ze niet, ook niet in de essays en opiniestukken die ze regelmatig voor onder andere NRC Handelsblad en Vice schrijft. Zo weten haar lezers niet alleen dat Alma Mathijsen een hoog libido heeft en Hamka’s (chips met hamsmaak) boven fitness verkiest, maar ook dat een vakantievriendje haar als tiener aanrandde zonder dat hij zich daar zelf bewust van was en dat ze als negenjarige meer aandacht had voor de glimmende limousine van de begrafenisondernemer dan voor haar dode vader.

“Zelfs de meest pijnlijke onderwerpen beschouw ik als een soort van materiaal. Tijdens het schrijven bewaar ik wel een zekere afstand: ik vind het geen probleem om te delen wat ik heb meegemaakt, maar mijn eigen gevoelens blijven privé.”

“Zonder afstand kun je volgens mij niets zinnigs vertellen. Het duurde meer dan tien jaar voor ik over mijn vaders overlijden kon schrijven, en nog langer voor ik het seksuele misbruik als zodanig kon benoemen. Afstand vergt tijd.”

 

VRIENDSCHAPPELIJKE VLINDERS

 

In dezelfde zomer dat Alma en ik elkaar leerden kennen, verongelukte op de E17 een gezinswagen; vanaf de achterbank keken de kinderen toe hoe hun ouders het leven lieten. Omdat ik bijna hetzelfde had meegemaakt, vroeg De Morgen me om mijn verhaal. Ik had daar nog nooit eerder over geschreven en ging bij Alma te rade.

“Als je hierover wilt schrijven, moet je niet wachten tot je er klaar voor bent, want dat zul je nooit zijn”, zei ze toen. Het werd een van mijn beste teksten.

Zo ontstond tussen ons een traditie van vriendschappelijk redigeren. Meestal fungeert Alma als mijn eerste lezer, mijn volle vertrouwen in alle ervaring en wijsheid die ze met haar acht jaren op me voorheeft, maar ditmaal was het omgekeerd. Als een van de allereersten las ik het bijna voltooide manuscript van haar nieuwe roman.

Vergeet de meisjes is het verhaal van een vriendschap tussen twee vrouwen die zo hecht is dat het problematisch wordt: geen vergiftigde vrouwenrelatie, wel een verhouding die ontzettend veel liefde geeft maar tegelijk ook verstikt.

“Toen ik jonger was, klopte ik mezelf weleens op de borst omdat ik zoveel mannelijke vrienden had, trots dat ik one of the guys was. Hoewel ik ook heel waardevolle vrouwenvriendschappen had, trad ik daar op papier minder mee naar buiten.”

“Ik begon me af te vragen waarom. Het zegt toch iets over de wereld waarin we leven: dat mannen nog steeds als de norm gelden, en mannelijkheid, al dan niet onbewust, meer gewaardeerd wordt. Terwijl vrouwenvriendschappen juist heel bijzonder kunnen zijn. Daarover wou ik schrijven, want ik las er eerlijk gezegd ook amper wat over in andere boeken.”

Omdat Alma’s verhalen altijd vanuit de personages vertrekken, schreef ze eerst zo’n 20.000 woorden waarin ze de karakters van Iris en Kay, de twee vriendinnen uit Vergeet de meisjes, volledig ontwikkelde.

Hoewel ze op voorhand al wist dat de scènes het boek nooit zouden halen, waren ze toch nodig. “Om de personages goed in de vingers te krijgen”, legt Alma uit. “Zoals acteurs eerst uitgebreid improviseren om zich de karakters eigen te maken.”

Een van die geschrapte scènes uit Vergeet de meisjes is de ontmoeting tussen Iris en Kay.

“Op een avond willen ze allebei kapot. Met datzelfde doel voor ogen ontdekken ze op een feest het avontuur in elkaar, beleven een nacht om nooit meer te vergeten. Zulke momenten waardeer ik ook heel erg in mijn eigen leven. Het klinkt misschien erg dramatisch maar af en toe helemaal kapotgaan, houdt je juist in leven. Een beetje zoals wij in Parijs, eigenlijk. Ik
was toen ook best verliefd op jou, hoor (lacht). Niets seksueels, maar wel een vergelijkbare euforie over het feit dat zo’n persoon bestáát!”

“Maar bij Iris en Kay is die vriendschap, die misschien eerder een soort van platonische liefde is, zo extreem intens dat ze verstikt. Ze willen zo graag één zijn dat ze los van elkaar niet meer kunnen bestaan. Die hang naar absolute zekerheid, op het obsessieve af, herken ik in mezelf. Het moeilijkste aan relaties vind ik dat je uiteindelijk nooit zeker bent dat ze voor altijd zijn. Ik ben me er maar al te goed van bewust dat iemand er zomaar van de ene dag op de andere niet meer kan zijn.”

In Vergeet de meisjes houdt hoofdpersonage Iris Kouwenaar er als schrijfster een haast hysterische werkethiek op na. Alma daarentegen schrijft soms gedisciplineerd, soms allesbehalve.

“Een artikel kan in het midden van de nacht tot stand komen, bij een boek heb ik echt nood aan structuur. Vijf dagen lang leef ik volgens exact hetzelfde patroon: opstaan om half tien, een of andere gore boterham eten die ik ergens nog heb liggen terwijl 
ik het nieuws kijk, en vervolgens ongeveer twee uur schrijven. Een kleine pauze waarin ik op het internet filmpjes bekijk, weer twee uur schrijven. Daarna even de deur uit: een blokje om, of boodschappen doen. Om de dag te beëindigen schrijf ik na het avondeten nog een uur of twee, zodat ik in totaal aan zes uur zit.”

“In die vijf dagen zie ik niemand, behalve af en
toe mijn vriend Thijs [de Nederlandse zanger Thijs Boontjes, Alma’s vriend, red.]. Omdat hij op dat moment meestal ook aan nieuwe nummers werkt, begrijpt hij mijn gemoedstoestand. Want van schrijven word je niet bepaald een leuker mens. Als ik echt goed in een boek zit, kan ik gewoon even niet meer deelnemen aan de realiteit. Zelfs normaal communiceren met de kassajuffrouw in de Albert Heijn lukt amper, ik word dan echt een gekje.”

 

 

VROUWEN DIE WINNEN

 

Ze keren steeds terug in Alma’s werk, zowel in haar romans als essays: de vrouwen die zich niet laten beperken in hun dromen, verlangens en doelen; vrouwen die een groots, uitzonderlijk leven leiden.

In Vergeet de meisjes voeden hoofdpersonages Iris en Kay elkaar met verhalen over bijzondere vrouwen,
“vrouwen die winnen”. Zo is er de Russische Natalia Molchanova: ’s werelds beste vrije duikster, die op een dag de zee inging en nooit meer bovenkwam, vereeuwigd in het enige element waarin ze zich echt thuis voelde. Of zijn er de Koreaanse eilandbewoonsters die geheel tegen de traditie in de kost verdienden
met kokkelvangst terwijl hun mannen thuis de boel op orde hielden.

“Noem mij gerust een feminist, zeker weten”,
zegt Alma over haar literaire voorliefde voor sterke vrouwen. De voorbije jaren ging ze zich steeds meer in de vrouwenbeweging verdiepen, in haar essays en opiniestukken weerklonk haar verontwaardiging steeds luider.

“Van huis uit heb ik die typische rolverdeling tussen man en vrouw nooit meegekregen. Aangezien mijn vader als muzikant vaak thuis was, zorgde hij voor me terwijl mijn moeder laat werkte – ze was hoogleraar moderne Nederlandse Letterkunde. Dan kwam hij me van school ophalen en gingen we samen naar een soap kijken, verkleedpartijtjes houden.
 Dat mijn moeder me na zijn dood helemaal alleen opvoedde terwijl ze zo’n veeleisende baan had, vond ik maar normaal. Pas met het ouder worden werd ik me bewuster van bepaalde machtsstructuren in onze samenleving, hoe dikwijls vrouwen nog als tweederangsburgers beschouwd worden.”

Alma stak de hand in eigen boezem en merkte
 dat die mannelijke maatstaf er ook bij haar goed ingebakken zat; ze besloot in eerste instantie haar leesgedrag aan te passen. “Iedereen zou eens voor zijn boekenkast moeten gaan staan om te kijken welke auteurs je daar aantreft. Als je voornamelijk mannelijke schrijvers leest, vraag je dan af waarom dat zo is. Vroeger dacht ik dat je gewoon leest wat er op je pad komt. Ondertussen weet ik dat je lang niet alles zelf bepaalt, maar zodra je je daar bewust van bent, kun 
je dat veranderen.”
Maar het echte kantelmoment in Alma’s feministische engagement kwam toen ze twee jaar geleden voor
het eerst over haar seksueel misbruik schreef voor NRC Handelsblad. “Niet alleen het aantal reacties van vrouwen die hetzelfde hadden meegemaakt verbaasde me, maar ook hoezeer er hierrond nog een taboe heerst. Waarom leven wij in een wereld leven waarin zo goed als alle daders van verkrachting mannen zijn, maar de vrouwen zich het meest schamen? Dat wil ik begrijpen.”

Nadat de grofgebekte Donald Trump tot nieuwe president van de Verenigde Staten verkozen was, verliet Alma een week lang amper haar bed. De verslagenheid was groot. Ze schreef er een opiniestuk over.

“Pas toen ik met een Amerikaanse vriendin sprak die ook misbruikt was, begreep ik waarom ik zo heftig reageerde: dat iemand die zo denigrerend met vrouwen omgaat president van de wereld kan worden – want dat is hij in zekere zin toch – rechtvaardigt in zekere zin zijn gedrag. Het was alsof de gekken die na de publicatie van mijn persoonlijke stuk beweerd hadden dat ik als zestienjarige maar met mijn vriendinnen naar huis
had moeten gaan in plaats van dronken die jongen te volgen, gelijk hadden gekregen. Dat doet pijn.”

“Die pijn te kunnen beschrijven luchtte enorm op; ik mocht anderen troost bieden met mijn pen. Dat is misschien wel het beste aan schrijven: ineens dienen al je sores ergens toe, je hebt niet voor niets geleden.”

Alma vouwt de lege zak Bugles netjes in vier op haar schoot. De verpakking knispert onder haar felrood gelakte nagels, een beetje zoals haar vloeipapieren enveloppen dat doen wanneer ik haar brieven door mijn handen laat gaan.