Dwangadoptie in de DDR

‘Mijn zoon wil geen contact. Mijn verstand begrijpt dat, mijn hart niet’

Foto’s: Ksenia Les

 

In de DDR werden kinderen van zogenoemde ‘asocialen’, ofwel te kritische burgers, vrijgegeven voor adoptie aan meer partijtrouwe gezinnen. Geschat wordt dat zo’n 10.000 mensen getroffen werden. Dertig jaar na de val van de Muur strijden de slachtoffers nog steeds voor erkenning.

 

“Ik zie haar zo voor me, ze speelde mee in een film die ik al te vaak zag: een klein meisje van vier op het marktplein van Gera, verward door de diepe, ernstige stemmen van de onbekende mannen in hun leren jekkers. Ze ziet de angst en onrust in haar moeders blik, begrijpt dat iets verschrikkelijk belangrijk staat te gebeuren. Ze rent naar de auto waar de mannen haar moeder lieten instappen, werpt zich tevergeefs tegen het portier. ‘We zien elkaar vanavond weer’, belooft moeder nog voor ze wegrijdt. Ze zwaait.”

Dat moeder en dochter elkaar pas over twintig jaar zouden terugzien hadden ze zich geen van beiden kunnen voorstellen. Katrin Behr (52) spreekt over het kleine meisje dat ze vroeger was in de derde persoon, “uit zelfbescherming”. “Vroeger wilde ik tijdens interviews mijn wonden likken. Ik dook te diep in de herinnering, wat mij veel mentale kracht kostte. Nu kan ik er neutraler over praten.”

Nadat de agenten van de Stasi, de gevreesde Oost-Duitse inlichtingendienst die zijn eigen burgers streng surveilleerde, haar moeder meenamen, kwamen de kleine Katrin en haar broer in een tehuis terecht.

“Kort daarna werd ik bij een eerste pleegfamilie ondergebracht. Toen ik na een paar dagen alweer terug in het tehuis stond, was mijn broer nergens meer te bespeuren. Na nog een mislukte poging om mij in een nieuw gezin onder te brengen, bezocht mijn oma me in het opvangtehuis. Ze maande me aan me beter te gedragen; als ik me bij de volgende pleegfamilie opnieuw misdroeg, moest ik voor
altijd in het gesticht blijven.

“Zo groeide ik uiteindelijk op in het gezin van een lerares die ook partijsecretaresse (van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands;
de regerende communistische partij van de DDR, JA) was. Mijn adoptievader, een handwerker, was een betrouwbare, warme man. Hij was mijn steun en toeverlaat.

“Mijn adoptiemoeder was streng, erg prestatiegericht. Hoewel ze goed voor mij zorgde, liet ik haar nooit echt tot mijn hart toe. Die plek was namelijk al bezet. Tegelijk was ik lang gefrustreerd omdat ik wilde dat ze van mij hield als was ik haar eigen dochter, maar nu begrijp ik dat ik haar liefde tot op zekere hoogte zelf blokkeerde.

“Hoewel ik me erg welkom voelde in mijn nieuwe familie, speurde ik elke zondag, wanneer ik op de veranda de schoenen moest poetsen, de straat af naar mijn eigen moeder. Naarmate de jaren verstreken, vroeg ik me af of ik haar nog zou herkennen.”

 

Asocialen

 

Vandaag is Katrin Behr – een kleine, energieke vrouw die haar hart op de tong draagt – voorzitster van de vereniging Opfer von Zwangsadoption in der DDR (OvZ-DDR e.V.). De vzw houdt kantoor in het voormalige Stasi-hoofdkwartier, in het Oost-Berlijnse stadsdeel Lichtenberg. Vanuit deze grauwe betonkolos strijdt Behr ondertussen al meer dan tien jaar voor gerechtigheid voor haar en haar lotgenoten. De kleurloosheid van haar kantoortje bevecht ze met bonte theemokken en uitbundige familiefoto’s. Foto’s van haar beide families, welteverstaan.

“Ik heb twee families, en ze maken allebei deel uit van wie ik vandaag ben. Het heeft lang geduurd vooraleer ik in staat was dat te accepteren. Zo lang ben ik woedend geweest op mijn biologische moeder omdat ze mij in de steek had gelaten.

Mijn adoptiemoeder had me verteld dat ze niet naar me omkeek, en dat heb ik lang geloofd.”

In werkelijkheid werd Behrs moeder veroordeeld op basis van de beruchte “asocialen-paragraaf” uit het DDR-strafwetboek. Deze paragraaf stelde dat ouders, die “door asociaal gedrag de openbare orde in gevaar brengen” twee jaar opgesloten, en hun kinderen voor adoptie vrijgegeven konden worden.

Onder asociaal gedrag werd, onder andere, verstaan: republiekvlucht, kritiek op het regime, geen fatsoenlijke job uitoefenen, of simpelweg niet voldoen aan de socialistische idealen.

Behrs moeder voedde in haar eentje twee kinderen, van twee verschillende mannen, op. Ze verscheen vaak te laat op haar werk, weigerde nachtshiften aan te nemen. Ze paste niet in het strakke keurslijf dat de DDR haar burgers oplegde.

 

TOEGANG GEWEIGERD

 

Hoeveel van deze veroordeelde “asocialen” precies gedwongen werden hun kinderen af te staan valt moeilijk te achterhalen. Omdat er in het Duitse eenmakingsverdrag uit 1990 geen sprake is van adopties onder dwang, worden de meeste getroffenen niet als slachtoffers van de DDR-dictatuur erkend.

Officiële cijfers over het precieze aantal dwangadopties bestaan dus niet. Wel is, volgens onderzoek van de Duitse openbare omroep ARD, bekend dat 130.000 van de in totaal 280.000 politiek veroordeelden volgens de beruchte “asocialen-paragraaf” schuldig werden bevonden. De kinderen van de gevangenen werden in tehuizen of bij familieleden ondergebracht, of ter adoptie vrijgegeven.

Behr: “Ik spreek altijd van zo’n 10.000 getroffen personen: ouders, kinderen, en grootouders meegerekend. Maar dat is slechts een gevoelsmatig cijfer.”

Viola Greiner-Willibald (55) is een van deze ouders die door de DDR gedwongen werd haar kind af te staan. Op 14 maart 1983 werd haar zoon Michaël geboren in het plaatsje Rodewisch, Saksen.

“Omdat hij te vroeg geboren was, werd ik eerder dan hem uit het ziekenhuis ontslagen. Mijn één jaar oude dochter Mandy verbleef tijdens mijn opname in de Wochekrippe; een kinderdag- en nachtverblijf. Mijn toenmalige man was namelijk bij de Volksarmee (leger van de DDR, JA) en vaak weg van huis. Toen ik daar aankwam, drukte de crèche-leidster me een formulier onder de neus. Dat diende ik te ondertekenen, anders kreeg ik Mandy niet mee, dreigde ze. Zonder dat document echt te begrijpen, tekende ik. Ik was 19 jaar oud. Ik wilde gewoon met mijn dochter naar huis.”

De volgende dag werd haar de toegang tot het ziekenhuis geweigerd. “De politie heeft mij naar huis geëscorteerd. Daarna heb ik een week lang op een parkbankje voor het ziekenhuis doorgebracht, om alle baby’s die naar buiten kwamen in de gaten te houden, tot ik daar ook werd weggejaagd. Sindsdien heb ik Michaël nooit meer gezien. Aan mijn ouders en toenmalige man vertelde ik dat de baby doodgeboren was. Niemand leek zich daar vragen bij te stellen. Op mijn werk vroeg zelfs niemand naar het kind, alsof ze al wisten wat er gebeurd was. Ik voelde me schuldig, schaamde me, ook al wist ik niet wat ik verkeerd gedaan had. Dertig jaar lang was Michaël mijn geheim dat ik met niemand deelde. Maar desondanks dacht ik wel voortdurend aan hem. Elk jaar hing ik voor hem een blauwe bal in mijn kerstboom; zodat hij er ook een beetje bij was.”

Katrin Behr kreeg kort na de Duitse eenmaking zelf twee kinderen. “Al sinds ik jong was, wist ik dat ik kinderen wilde. Ik had mezelf voorgenomen dat ik er altijd voor hen zou zijn. Ik zou er persoonlijk voor zorgen dat mijn kinderen nooit hoefden lijden. Dat was mijn grootste levensdoel.”

Tijdens de tweede zwangerschap traden complicaties op, de dokter vroeg Behr naar een bloedstaal van haar moeder. “Toen ik zei dat ik geadopteerd was, vertelde de dokter me dat ik bij de sociale dienst mijn adoptieakte kon opvragen, om zo het huidige adres van mijn moeder te achterhalen. Ik wist niet eens dat die mogelijkheid bestond. Maar voor mij was dat bloedstaal natuurlijk het perfecte, veilige
excuus om contact met mijn moeder op te zoeken.”

Drie dagen nadat ze de brief op de post had gedaan, ontving ze al een antwoord.

“Onze eerste ontmoeting was erg warm en tegelijk een beetje bevreemdend. Zo’n weerzien maakt natuurlijk van alles los, maar tegelijk voelde ik ook een zekere loyaliteit tegenover mijn adoptiemoeder, die ik niet zomaar kon opgeven. Mijn moeder heeft me toen over haar jaren in de gevangenis verteld: de dwangarbeid,
de donkere cellen, en de vernederende behandeling. Het klonk zo verschrikkelijk dat ik moeite had haar te geloven. Pas toen ik de getuigenissen van andere politiek veroordeelden las, begreep ik dat ze niet gelogen had.

“Hoewel mijn moeder me hielp eindelijk mijn biologische broer, die opgroeide in het tehuis, terug te vinden, weigerde ze tegelijk veel van mijn vragen te beantwoorden. Dat frustreerde me. Ze wilde liever niet terugdenken aan het verleden, zei ze. Daarna zagen we elkaar nog een paar keer, maar echt hecht zijn we nooit geworden. Daarvoor was het te laat. We waren te zeer van elkaar vervreemd.”

 

 

Geen handgeschreven brief

 

Viola Greiner-Willibald kreeg in 1985 de toelating om uit te reizen naar West-Berlijn. Daar kreeg ze nog twee kinderen met haar nieuwe man. Hij was de eerste die ze haar geheim toevertrouwde.

“Ik vond het belangrijk zonder geheimen in het huwelijksbootje te stappen. Daarna hebben we het ook de kinderen verteld. Dat luchtte enorm op. Jaren later stootte ik tijdens het surfen toevallig op de website van OvZ-DDR e.V. Toen ik Katrins eigen verhaal las, begreep ik dat ik lang niet de enige was die dit had meegemaakt. Mijn schuld en schaamte zetten zich in moed om, en ik heb Katrin opgebeld.
Sindsdien ben ik bij elke demonstratie of infoavond aanwezig. Naar buiten komen met mijn verhaal heeft me sterker gemaakt.”

Enkele jaren geleden kwam ze via een tv-reporter in contact met de sociale werker die destijds de adoptie van haar zoon opgevolgd
had. “Op voorhand was afgesproken dat de aflevering enkel uitgezonden werd als het tot een succesvolle ontknoping kwam. Mijn episode is nooit verschenen. De sociale werker had van mijn zoon namelijk een brief voor mij meegekregen, waarin stond dat hij wist dat ik hem zocht, maar dat hij me niet wilde ontmoeten. Hij heeft een mooi leven, dat hij niet overhoop wilt halen door mij te leren kennen.

“Natuurlijk wil ik de goede band die hij met zijn adoptiefamilie heeft niet verstoren, laat staan dat ik hem zou dwingen mij in zijn leven op te nemen. Het enige waarnaar ik verlang, is hem één keer te zien, van hem zelf te horen hoe het met hem gaat. Als hij me daarna niet meer wilt zien, accepteer ik dat. Ik had op een persoonlijk teken gehoopt: een handgeschreven brief of een foto, zodat ik tenminste weet hoe hij eruitziet. Maar het enige wat ik van hem ontving, waren enkele afstandelijke, uit een klavier geperste zinnen. “Met mijn verstand begrijp ik de afwijzing van mijn zoon, maar niet met mijn hart.”

Sinds 2008 begeleidt de vzw van Behr ouders en kinderen van verdwenen familieleden in hun zoektocht naar contact of compensatie.

“We zijn natuurlijk geen detectivebureau, maar we kunnen hen wel adviseren. Het blijft echter telkens opnieuw een onderneming met onzekere uitkomst.”

De eerste grote horde die genomen dient te worden, is die van de adoptieakte. Eenmaal ouders hun kinderen, al dan niet gedwongen, ter adoptie hebben afgestaan, hebben ze volgens de privacywetgeving geen toegang meer tot de adoptieakte van hun biologische kinderen. Zo kon Behr zonder al te veel problemen haar akte inkijken, en kan Greiner-Willibald dat nog steeds niet.

Toen Behr als volwassen vrouw uiteindelijk haar eigen akte in handen had, bleek die onvolledig te zijn, zelfs op het nippertje van de volledige vernietiging gered te zijn. Ook de akte van Greiner-Willibalds zoon, die de tv-reporter via via voor haar wist in te kijken, bood geen verklaringen. Behalve het document dat ze destijds onder druk ondertekende, bevatte haar dossier geen bijkomende informatie.

Behalve voor een versoepeling van de wetgeving rond het inkijken van adoptieakten, naar analogie met de Stasi-akten die elke voormalige DDR-burger vrij kan bezichtigen, strijdt OvZ-DDR e.V. ook voor financiële compensatie en politieke erkenning voor slachtoffers van dwangadoptie.

Behr: “Een tegemoetkoming compenseert niet enkel het psychische, en in sommige gevallen ook fysische, leed. Het is ook een mooi gebaar van de staat om zich te verontschuldigen; ons bestaan te erkennen. Dwangadoptie is voor veel politici geen geliefd thema, maar vandaag is toch eindelijk een en ander in beweging. De dertigste verjaardag van de val van de Muur is daar het beste tijdstip voor: het is nu of nooit.”

Behr doelt daarmee op de nieuwe wet “ter verbetering van de voorzieningen voor het herstel van slachtoffers van politieke vervolging in de voormalige DDR”, die eind oktober door de Bundestag goedgekeurd werd. Die wet heft de verjaringstermijn op en stelt een nieuw nationaal budget, van 3 tot 4,8 miljoen euro voor de periode van 2020 tot 2024, ter beschikking voor de slachtoffers van politieke vervolging in de DDR. Onder deze noemer worden voorlopig echter enkel kinderen gerekend die onder dwang in een tehuis geplaatst werden.

“Voor mij en mijn broer is dit fantastisch nieuws”, zegt Behr. “Eindelijk erkenning, eindelijk een officiële reactie. We zullen een financiële compensatie ontvangen voor de tijd die we in het tehuis doorbrachten, en maken later, indien nodig, ook kans op een speciaal slachtofferpensioen.”

Greiner-Willibald daarentegen kan waarschijnlijk enkel rekenen op een eenmalige betaling van 1.500 euro, ter compensatie van de Zersetzung, de mentale manipulatietechnieken die veelvuldig door de Stasi uitgeoefend werden. Maar zelfs dat is nog afwachten, tot wanneer de nieuwe wet daadwerkelijk van kracht gaat.

 

Groot hart geërfd

 

Officiële erkenning of niet, beide dames besloten al een hele tijd terug om, zo goed en kwaad als dat ging, de dwangadoptie een plaats te geven en verder te gaan.
Behr bracht in 2011 het boek De dag waarop de DDR mijn moeder meenam uit en begeeft zich sindsdien “op de weg naar genezing”, zoals ze het zelf verwoordt. “Mijn biologische moeder stierf in 2013. Een echte band hebben we niet meer kunnen opbouwen, maar ik heb wel begrepen dat ik ondanks alles toch op haar lijk. Mijn groot hart heb ik van haar. Zo heeft ze mij nooit kwalijk genomen dat ik na een discussie, opnieuw uit haar leven verdween voor elf jaar. Ze wilde me namelijk wijsmaken dat mijn biologische vader niet meer leefde. Dat uitgerekend zij mij nog eens beloog, kon ik niet aanvaarden. Toen we elkaar elf jaar later terugzagen, verwelkomde ze mij
alsof er geen vuiltje aan de lucht was. Ze begreep dat ik die tijd nodig had, zei ze.”

Greiner-Willibald probeert deze Kerst haar zoon nog eens te schrijven. “Sinds de brief waarin hij de boot afhield zijn drie jaren verstreken. Misschien denkt hij er nu anders over.”