En plots was dat verdriet er weer

 

 

Twintig jaar geleden verongelukte de moeder van Jana Antonissen. Sinds kort flakkert de pijn weer op. Verlaat rouwen is zeker niet zeldzaam, menen specialisten. Decennia later kun je nog treuren, hoort ze ook van anderen: ‘Al het verdriet kwam er in één keer uit.’

 

Op de onderste plank van onze boekenkast, op de vloer eigenlijk, stond een donkerblauwe hardcover, verscholen tussen de strips. Wie het boek daar gezet had, weet ik nog steeds niet. Misschien was het papa, oma, of anders wel een bezorgde tante. Dood zijn, hoelang duurt dat?, las ik met een bonzend hart van de rug van het slanke boek af. Pas nadat ik zeker was dat niemand me kon betrappen – de aantrekkingskracht van het boek ging met een vaag schuldgevoel gepaard – durfde ik het uit de kast te vissen.

Op de achterflap trof ik vragen aan die ik, een achtjarige die onverwachts haar moeder had verloren in een auto-ongeval, nog niet had durven stellen: ‘Waarom moeten mensen doodgaan?’ ‘Als je het heel, heel hard probeert, kun je dan iemand weer levend maken?’ ‘Als iemand gestorven is van wie je houdt, heb je dan voor altijd verdriet?’

In behapbare beetjes werkte ik me, veilig verborgen voor vragende ogen, door het boek. Ondertussen ben ik 28 en weet ik dat mensen moeten doodgaan om de simpele reden dat alles wat leeft ooit sterft, dat er behalve Jezus Christus
helaas nog nooit iemand uit de dood is opgestaan, maar ook dat het verdriet wel degelijk voor altijd is.

Nadat het gemis meer dan tien jaar op een lage frequentie zoemde – zodanig verweven met mijn identiteit dat het alleen waar te nemen was als ik erg goed luisterde, en dat deed ik meestal niet – drong het zich de voorbije jaren onverschrokken op de voorgrond. Aanvankelijk voelde dat vreemd, zelfs ongepast: hoe kon ik na al die jaren nog zo’n scherp verdriet voelen?

Volgens Manu Keirse, klinisch psycholoog, hoogleraar aan de KU Leuven en auteur van meerdere boeken over verlies, is dat echter volstrekt vanzelfsprekend.

“Je ouders heb je driemaal: levend, stervend, en overleden. Maar je blijft wel altijd het kind van je ouders, net zoals ook ouders na het overlijden van hun kind nog steeds ouders zijn.

“Verdriet is een teken van liefde en verbondenheid; het is dus een positieve, menselijke trek. Maar omdat de meeste mensen zo weinig over rouw weten, zijn ze er bang van. Ze blijven er liever ver vandaan.

“Vroeger was de dood veel meer met het leven verweven. Toen drie generaties nog onder één dak samenwoonden, verliep het sterven vaak in de woonkamer. Nu is dat niet meer zo.”

Door die tekortschietende kennis over rouw zijn volgens professor Keirse tijdens de pandemie veel verkeerde maatregelen genomen. “Afscheid kunnen nemen is ontzettend belangrijk. Nu is te veel nabestaanden die kans ontnomen, wat hun rouwproces aanzienlijk bemoeilijkt.”

 

SLINGERBEWEGING

 

Volgens Van Dale is rouw ‘droefheid, verdriet over iemands verlies door de dood’. ‘Een emotionele reactie als gevolg van een verlies, in het bijzonder het verlies van een naaste’, lees je op Wikipedia. Volgens mij: verdriet in zijn rauwste vorm.

Het wetenschappelijk discours over rouw werd op de kaart gezet door de Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross, een van de grondleggers in stervensbegeleiding. Zij ontdekte eind jaren 1960 dat je de emotionele reacties op een fatale diagnose in vijf fases kunt opdelen: ontkenning, boosheid, onderhandelen, depressie en aanvaarding. Hoewel ze het model eigenlijk voor stervenden bedacht, bleek het ook toepasbaar op rouwverwerking. Al snel groeide het uit tot de bekendste theorie over hoe we met de dood omgaan, vermoedelijk vanwege zijn misleidend overzichtelijke simpliciteit.

Jarenlang werden hulpverleners met dit model opgeleid, maar ondertussen is enigszins van deze fasering afgestapt. Een rouwproces verloopt namelijk vaker niet dan wel lineair en chronologisch. Daarenboven bleek zo’n al bij al star model weinig bevorderlijk voor de verwerking. Zo belandden sommige mensen bijvoorbeeld jaren na de vermeende aanvaarding weer in een fase van woede of depressie, of slaan ze deze fases juist over, waardoor ze zich afvroegen of ze het wel ‘juist’ hadden gedaan. Hoewel Kübler-Ross nog niet helemaal langs de kant is geschoven, deden intussen nieuwe visies hun intrede. Zoals bijvoorbeeld het duaal procesmodel van Stroebe en Schut. Dit model ziet rouwen als een voortdurende slingerbeweging tussen twee polen: die van verlies en herstel, stilstaan bij verdriet en tegelijk
ook verdergaan.

Deze slingervisie verkiezen ze ook bij Verbinding in Verlies, een expertisecentrum voor rouw en verlies met psychotherapeutische hulpverlening, alsook een opleidingscentrum voor hulpverleners en een verbindende community
voor lotgenoten. Volgens An Hooghe, oprichter van Verbinding in Verlies
en klinisch psychologe, komt verlaat verdriet vaak voor bij wie als kind een ouder verloor.

“Kinderen stemmen zich erg af op het rouwproces van de overlevende ouder. Zolang papa of mama nog in de verliesgerichte pool zit, zullen de kinderen zoveel mogelijk in de herstelgerichte blijven. Dat is een overlevingsmechanisme; het is de grootste angst van kinderen ook die andere ouder te verliezen. Zo zien we niet zelden dat kinderen pas later verdriet ervaren, wanneer ze aanvoelen dat daar ruimte voor is.

“Sowieso pleit ik steeds voor mildheid. Er wordt enorm veel gepathologiseerd, terwijl ieder op zijn eigen manier rouwt: sommigen hangen hun huis vol met foto’s van de overledene, anderen willen geen foto’s zien. Geen van beide hoeft problematisch te zijn.”

Ik kan me niet herinneren dat ik destijds als kind veel gehuild heb. Wél herinner ik me hoe ik ’s nachts door het huis sloop, op zoek naar papa. Soms trof ik hem met rode ogen aan de keukentafel aan. Dan hoopte ik hem even van zijn verdriet af te leiden; het wegnemen kon ik niet, dat wist ik. Soms lag hij al in bed en dan bleef ik in de deuropening staan tot ik hem hoorde ademhalen.

Verlaat verdriet betekent jaren of zelfs decennia na het verlies nog door vlagen van acute rouw overspoeld kunnen worden – soms opnieuw, soms voor het eerst.

Niet zelden lokken kantelmomenten in het leven dit verlate, maar allesbehalve verjaarde verdriet uit.

“Je rouwt namelijk niet alleen om het verlies van een dierbare, maar ook om hoe je leven er had kunnen uitzien”, legt An Hooghe uit. “Op belangrijke momenten zoals een huwelijk of nakend ouderschap bijvoorbeeld, maar ook bij een scheiding of andere beproevingen doet de afwezigheid van een overleden ouder extra veel pijn. Daarnaast begrijp je met het ouder worden ook gewoon veel beter de impact van zo’n verlies.”

 

HYPERVENTILEREN

 

Felix Bahret (32) ging na een heftige relatiebreuk voor het eerst in therapie. Zo ontdekte hij hoezeer het verlies van zijn vader op driejarige leeftijd hem eigenlijk gevormd had. “Omdat ik mijn vader nooit bewust heb gekend, heb ik hem lang geïdealiseerd. Iedereen vertelde me ook steeds hoezeer ik op hem leek.

“Als kind ontfermde ik me over zijn oude camera’s en fietsen, in de hoop om via zijn geliefde spullen nader tot hem te komen. Mijn moeder vertelde vaak hoe toegewijd hij wel niet was. Zo doorkruiste hij bijvoorbeeld IJsland per fiets. Maar ook als vader was hij erg betrokken; zo ging hij parttime werken om meer tijd met mij en mijn jongere broer door te brengen.”

Te laat werd bij Felix’ vader leverkanker vastgesteld. Hoewel hij al erg ziek was, overhaalde zijn moe- der hem naar Amerika af te reizen voor een laatste, alternatieve behandelingsmethode. Het telefoongesprek dat hij overzees nog met haar voerde, nam ze op, wetende dat het weleens hun laatste kon zijn.

“Op mijn 21ste beluisterden we samen die cassette. Dat was enorm ontnuchterend: mijn vader kwam hard, bijna meedogenloos over. Ik herkende ook minder mooie trekjes van mezelf in hem.

“Na zijn overlijden bleef mijn moeder twintig jaar lang, oftewel mijn hele jeugd, alleen. Ze zorgde goed voor ons, maar was tegelijk erg dominant en misschien té betrokken. Toen ik als tiener een vriendinnetje kreeg, had ze daar overdreven veel problemen mee. Ze kon moeilijk loslaten.”

Sinds Felix twee jaar geleden met therapie startte, begrijpt hij hoezeer de copingmechanismen van zijn moeder nog nazinderen in de manier waarop hij vandaag relaties aangaat.

“Ik besefte dat ik mijn eigen behoeften steeds opzijschoof en autoriteit opzocht. Ik wilde dat anderen me vertelden wat ik moest doen. Een dode vader kun je niet vermoorden, zei mijn psycholoog daarover.”

Een andere mijlpaal die verlaat verdriet kan triggeren, is de leeftijd van de overleden ouder bereiken. Tenslotte behoort het niet tot de natuurlijke orde om je ouders voorbij te steken.

Toen Inge Huys (51) vijf jaar oud was, zakte haar moeder, dan 36, op een nacht plots in elkaar. Een autopsie werd nooit uitgevoerd; de doodsoorzaak bleef onbekend. Inges peuterbroertje werd door familie geadopteerd, en hoewel haar vader ervoor zorgde dat zij niets tekortkwam, werd over haar moeder amper nog gesproken.

“Het omgekeerde van expressie is depressie, en daar kampte mijn vader geregeld mee”, vertelt Inge. “Ik geloof dat ik als kind een aan-en-uitknopje creëerde om mezelf te beschermen. Jarenlang stond mijn verdriet uit; ik moest flink zijn.”
Op haar 36ste stortte Inge, ondertussen ook een moeder van twee, in. “Ineens kreeg ik paniekaanvallen, begon ik te hyperventileren. Ik was ervan overtuigd dat ik doodging. Een maand lang was ik buiten strijd. Het was alsof al het opgekropte verdriet er ineens uitkwam.

“Toen heb ik voor het eerst tegen mijn vader gezegd: ik mis moeke zo. Eindelijk konden we samen huilen, samen rouwen, elkaars verdriet dragen.

Het was de start van een enorme persoonlijke groei: via therapie, maar ook via onder andere mindfulness en yoga ontdekte ik hoe ik eigenlijk écht wil leven. Na een lang parcours verbrak ik uiteindelijk drie jaar geleden mijn huwelijk, dat als een gouden kooi aanvoelde, en schoolde me om tot non-violent communication coach. Vandaag kan het verdriet nog steeds intens zijn, maar doordat ik het nu kan uiten, ervaar ik een enorme kracht. Mijn moeder voelt dichterbij dan ooit.”

 

IN STILTE VERBIJTEN

 

Waar rouw als thema vandaag gestaag maar zeker aan bewustzijn wint in de vorm van praatgroepen, lezingen, (zelfhulp)boeken en gepersonaliseerde uitvaarten, was het vroeger volstrekt taboe. Verdriet diende vooral in stilte verbeten te worden. Oudere generaties dragen er nog steeds de gevolgen van. Vijftig jaar nadat de moeder van Claudine (69) verongelukte, worden haar ogen nog steeds vochtig wanneer ze over haar vertelt. “In haar haast om de tram te halen, is mijn moeder met haar hakjes tussen de sporen blijven steken. Ze struikelde, en werd door het razende verkeer opgeschept. Ze hebben haar nog geopereerd, maar door een onopgemerkte schedelfractuur die haar reflexen lam legde, is ze uiteindelijk in haar eigen speeksel gestikt.

“Ik was net 19 geworden. Volwassen, zou je denken. Maar mijn moeder was de spilfiguur van ons gezin. Mijn vader was erg afwezig, een echte workaholic.
Ik herinner me nog hoe ik kort na haar dood in de zetel zat en de voordeur hoorde opengaan. Daar is moeder, dacht ik. Maar dan drong tot mij door dat ik haar nooit meer door de deur zou zien wandelen. Het was alsof ik ineens een blik in het bodemloze gat van de toekomst wierp.

“Niet dat ik dat gevoel met mijn vader of zus kon delen: wij deden niet aan emoties.”

Drie en een halve maand na het overlijden van haar moeder had Claudines vader een nieuwe vriendin, met wie hij snel hertrouwde. Langzaam maar zeker werd de situatie onhoudbaar. Claudine en haar zus, met wie ze geen hechte band had, werden thuis de toegang ontzegd.

“Om niet te veel bij mijn eenzaamheid stil te staan, maakte ik in de daaropvolgende jaren van mijn binnenste een steen. Maar dat betekende natuurlijk niet dat ik niet meer aan mijn moeder dacht. Ik was, en ben nog steeds, erg op zoek naar een moe- der die ik amper gekend heb.

“Op een bepaald moment, nu vijftien jaar geleden, beheerste het gemis zodanig mijn gedachten dat ik besloot dat er iets moest veranderen. Ik zocht een psycholoog op. Maar therapie bracht me niet de bevrijding waarop ik, misschien nogal naïef, gehoopt had. Ik kan het verdriet niet ‘verwerken’ of ‘een plaats geven’; daarvoor is het te groot. Het borrelt om de haverklap op en soms schaam ik me daarvoor, maar ik heb het niet onder controle. Ik geloof dat het nooit over gaat.”

De voorschriften voor steunbetuigingen aan wie net een dierbare verloor zijn al bij al overzichtelijk: virtuele hartjes, verse soep of verzen vol vriendelijke woorden. Maar na een jaar of twee dooft die aandacht langzaam uit.

Dat iemand jaren later nog steeds, of misschien wel opnieuw, rouwt, wordt vaak over het hoofd gezien. Uit onwetendheid, maar misschien ook uit ongemakkelijkheid.

“Verdriet heeft liefde en lef nodig”, zegt rouwpsychiater en ervaringsdeskundige Uus Knops.

“Het raakt jou als toehoorder ook; je wordt namelijk aan je eigen eindigheid herinnerd. Ik zie rouw als een chronisch proces, zonder einddatum. Rouw is per definitie geen oplosbaar probleem, en druist zo dus fel in tegen het huidige maakbaarheidsidee.”

Zestien jaar geleden verdween Uus’ jongere broer, toen net afgestudeerd, tijdens een rondreis door Venezuela. Pas anderhalf jaar later konden zijn stoffelijke resten begraven worden.

“Wij hebben daardoor geen duidelijk startmoment van ons rouwproces gehad,” vertelt ze, “we werden heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop. Maar we konden ons leven geen anderhalf jaar lang on hold zetten, we moesten verder. Zo leerde ik dat er rek op rouw zit. Je kunt er af en toe wel van weglopen, maar uiteindelijk haalt het je altijd weer in.”

Sinds Knops Casper – een rouwboek, over het verlies van haar broer – schreef, is ze een veelgevraagd spreker over verdriet en verlies. Onlangs verscheen ook Op afstand nabij, waarin ze haar visie op rouw uiteenzet.

Hoe geeft zij haar rouw vandaag, zestien jaar na het verlies, vorm?

“Op Caspers sterfdatum neem ik altijd een vrije dag. Soms steek ik op die dag alleen een kaars aan, soms zoek ik hem bewust op. Zo ging ik vorig jaar wandelen op de Kalmthoutse heide, waar hij zijn thesis over schreef, en nam ik orangettes mee – koekjes die hij ook graag at en die voor mij het bitterzoete van zo’n dag symboliseren: houden van en rouwen om.”

 

HERINNERINGEN

 

Condoleances lijken jaren na het verlies niet meer op hun plek, maar hoe betuig je dan wel steun aan iemand met verlaat verdriet?

“Doe de moeite om even stil te staan bij wat het verlies voor die persoon juist betekent”, adviseert Uus Knops, “Of vraag er even naar. Dat is net iets persoonlijker dan het goed- bedoelde, maar uiteindelijk vrij betekenisloze ‘sterkte’.”

Rouwexpert Manu Keirse raadt aan sterfdata in de kalender te noteren.

“Zo kun je op die dag nabe- staanden laten weten dat je aan hen denkt.” Bovenal is het belangrijk de levenslange impact van verlies te erkennen en de overledene niet te verzwijgen.

Keirse: “Met de feestdagen, bijvoorbeeld, doen mensen vaak erg hun best om het níét over de afwezigheid van die ene persoon te hebben. Maar waarom niet alle genodigden een herinnering aan de overledene op een kaartje laten schrijven, en die aan de kerstboom hangen? Zo kan iedereen er op zijn eigen tempo even bij stilstaan.”

Samen herinneringen ophalen: het heeft lang geduurd vooraleer mijn familie en ik daartoe in staat waren. Lang wierp het ongeval een pijnlijke schaduw over alles wat met mama te maken had, alsof ook de mooie herinneringen door het verdriet van die laatste dag aangetast waren.

Maar afgelopen zomer, precies twintig jaar na haar overlijden, kwamen we samen om over haar te praten.

We lachten en luisterden, herinnerden en huilden, dronken bubbels met tranen.
Tijd heelt niet alle wonden. Maar dat is oké.